Hồ Thanh Vân & Marc Moquette


De smaak van water

voor dode vissen overal

dit rivierwater vermengd met de bron van zeewater, zoutachtig, zoals jij, wrangzoet, zijn stem kan een tedere nostalgie niet verbergen, ik heb mijn gezicht al gebaad mijn tong doordrenkt in een immens zouten universum, wachtend op het veertje dat ons samen overzet, terug naar de stad het paar dat even de weg kwijt was, jouw gezicht opent zich in een vagina, de lieve stem valt neer uit halfslaap ooit naast elkaar, we hebben een paar adjectieven nodig om de smaak van dit water te bewaren, of we zullen het vergeten, hoe, wil je dichterbij de zee of bij de rivier, mijn vader zegt, begin maar bij de rivieren, puur zijn ze, aardig, vertrouwd, de golven van zachtzoet water, saai, geruisloos, tot in welke graad zal een zoetwaterzone zoet zijn, breng ik op, alleen de zee volstaat voor een leven van dromen, de golven van zout water zijn vurig, wild, opgewonden, lawaaierig, gaat vader door, leven in onze contreien, geen andere manier dan dolen, zich laten meevoeren, duizenden kilometers kust, wat is er anders nog te doen, ik praat met hem, nooit heb ik geweten wat het is zich echt te laten meevoeren, ik kan niet zwemmen, proef de smaak van water maar traag, sticht maar vrede met water, verzet je niet, laat je alleen maar meevoeren, zegt hij, je zal zien de smaak van water stopt niet op het puntje van de tong stroomt voort marineert eet met de tijd ons hart leeg, ik barst in lachen uit, werp tegen, ik ben de metaforen zat, wat stagneert, wat stroomt voort, wat marineert, wat eet leeg, wat is hart, sleetse metaforen, mijn hart werkt aan adjectieven, wat zijn ze dan, ik beklaag de chaos de wirwar van de taal, gebruik niet graag adjectieven om rivieren of zeeën te benoemen, maar ze zijn tot substantieven getransformeerd, de staat van adjectief zijn maakt me nog bezorgder, het klinkt alsof het zielig is, de staat, het lot, de voorwaarde, de lach ontspringt ergens uit de diepte van mijn keel, je doorweekte gezicht, het zou miraculeuzer zijn als je gezicht zich in een vagina opende, toch, maar over het zwemmen ben ik wanhopig, ik zeg, water zijn, moet dat per se zout of zoet, worden deze adjectieven identiteiten van water, of andersom, is water identiteit van deze adjectieven, wat is de staat, het lot, de voorwaarde, wat is alleen water buiten alles wat eraan verbonden is, wat is pijnlijk wat is vrolijk, wat dan, ik stel de vraag, het lichaam van water, pijnlijk of vrolijk, de adjectieven, de staat van adjectief zijn, wanneer ben ik niet meer zoutig op je tong, ik stel de vraag in mijn droom, je houdt op met surfen over mijn doorweekte gezicht, je tong is verbrand, men heeft alleen behoefte aan rivier wanneer men behoefte aan zee heeft, waarom moet men per se rivieren of zeeën benoemen, ik ben verwonderd in jouw taal, poog de staat van verwondering te identificeren, ben ik dichter bij zeeën of rivieren, ben ik al ergens in deze golven, en de smaak van mij, op je tong, rivieren of zeeën, wanneer rivieren wanneer zeeën, wanneer zijn rivieren slechts rivieren en zeeën slechts zeeën, wanneer, ben ik, ofwel rivieren, of zeeën, deze lichamen van water, houden op identiteiten te dragen, de staat, de voorwaarde van adjectieven, zoet, zout, dolend, uitgestrekt, doorweekt, grenzeloos, zachtaardig, saai, opgewonden, vurig, intens dolend, wanneer slechts pijnlijk en vrolijk, is het waar, in onze contreien levend, mijn contreien, niets beter dan dolend, duizenden kilometers kust, wat anders te doen, ik praat met je, hoe echt te dolen, ik en jij, hebben we ook echt gedoold, het overtochtje tussen de stad en het eilandje is niet genoeg om ons in het oneindige te verliezen, opnieuw snel de straten op, opnieuw de zorg dat we vergeten, niet mogelijk te vergeten, maar waarom grenzeloos dolen, ergens uit de diepte van mijn keel ontspringt de lach, om zomaar te dolen, om door het water hier en daar zout te zijn, om vrede te stichten, om niet langer te weerstaan, om geen eind te laten komen, om te weten of het water zoet of zout is, of wrangzoet, is ons lichaam zout of zoet, of uiteindelijk smakeloos, ik flap het woord eruit, smakeloos, plots ben ik verbijsterd lijdend, smakeloos, is de staat, de voorwaarde, de meest hopeloze identiteit van water, is het eind, is een adjectief zonder adjectief, is een bastaard-adjectief, een wees-adjectief, een adjectief dat zichzelf verdrinkt, een gestorven adjectief drijvend in vergetelheid, ik houd niet op verbijsterd te zijn, ik ben verwonderd over een adjectief zonder identiteit, moet je ooit per se een adjectief kiezen dichter bij zeeën of rivieren, is wrangzoet de identiteit van rivieren of zeeën?

.

Origineel: Vị Nước
Auteur: Nhã Thuyên
Vertaling: Hồ Thanh Vân & Marc Moquette

________

Dit is de vertaling van het gedicht "vị nước" dat de Vietnamese dichteres Nhã Thuyên op het 52de Poetry International Festival (10-12/06/2022 - Rotterdam) heeft voorgedragen.

 

Direct link: https://caidinh.com/Archiefpagina/Poezie/desmaakvanwater.html


Cái Đình - 2022