Robert Willemsen


Een vlucht moet nauwkeurig gepland worden, iedereen kon een ‘mol’ zijn

.

Uyên Lu uit Assen ontvluchtte Vietnam en schreef het boek ‘Verborgen Veerkracht’. Over piraten, ‘communistische mollen’ en gammele bootjes. ‘Ik dacht ‘Wat als we hier sterven?’ Maar ik zou dan tenminste sterven als een vrij mens’

Rieta de Weger en Uyên Lu werkten samen aan het boek
‘Verborgen Veerkracht’. Foto: Asser Courant

De stroom vluchtelingen vanuit landen als Oekraïne, Syrië en Eritrea is actueel, maar mensen die hun land verlaten – door met name oorlog en politieke onveiligheid – zijn van alle tijden. Zo ontvluchtte Uyên Lu (58) uit Assen in de beginjaren ‘80 van de vorige eeuw Vietnam tijdens de burgeroorlog tussen het communistische Noorden en het democratische Zuiden.

***

Het werd een ‘ontsnapping in drie etappes’, vol hindernissen, dreigingen en aangsten. Enkele jaren geleden besloot ze haar verhaal samen met Rieta de Weger van Humanitas Assen onder de vlag van ‘levensverhaal’ op te chrijven. Het ontsteeg echter ruim het standaardconcept van het levensverhaal, dat Humanitas doorgaans maakt voor intimi rond de hoofdpersonen in het boek. Het verhaal van Uyên resulteerde na liefst 92 sessies met Rieta in het bijna 200 bladzijden tellende boek ‘Verborgen Veerkracht’, dat leest als een thriller en een groot publiek aanspreekt.

Uyên Lu werd in 1964 geboren in Hoi An, een kuststad in Centraal Vietnam aan de Zuid-Chinese Zee. Haar vader was militair, dus groeidde de kleine Uyên op op een legerbasis in het Zuiden waar hij stationeerde, in een gezin met acht kinderen. ‘Ik had daar een redelijk normale jeugd. Ik ging naar school, speelde op de kazerne… Onbezorgd.’

Haar leven veranderde radicaal toen de communisten uit Noord-Vietnam (Vietcong) in 1968 het Zuiden binnenvielen. ‘Ik was nog maar vier jaar, maar ik kan me nog flitsen van die aanvallen herinneren en de angst die daarmee gepaard ging. Wij moesten in elk geval hals over kop de kazerne verlaten, want die was natuurlijk een van de doelwitten van de aanvallen.’

De Verenigde Staten steunden Zuid-Vietnam in de strijd tegen de Vietcong, maar konden na een hevige oorlog ook niet voorkomen dat Zuid-Vietnam in 1975 werd overgenomen door de communisten. Uyên was toen 11 jaar. ‘Mijn leven bestaat dan ook uit twee delen. Voor een na 1975. We hebben jaren gevochten tegen het communisme. Maar de strijd tegen Noord-Vietnam, dat steun van China en Sovjet Unie kreeg, was ongelijk en niet vol te houden.’

Reprimandes

Wat dat regine inhield, ondervond Uyên bijvoorbeeld op school. ‘Ik schreef eerder vaak opstellen over vrijheid, democratie. Daar kreeg ik in het begin hoge cijfers voor. Het regime werd echter steeds strenger en ineens werd de inhoud van mijn opstellen niet meer gewaardeerd. Ik kreeg plotseling allemaal onvoldoendes. En reprimandes.’

Ook werden mensen – veel oud-militairen en hoge ambtenaren in Zuid-Vietnam – naar zogenaamde ‘heropvoedingskampen’ gestuurd. Daar verbleven ze, vertelt Uyên, 3 tot 17 jaar onder erbarmelijke omstandigheden en werden gehersenspoeld. ‘Al hun fundamentele rechten en vrijheden werden afgenomen en ze waren overgeleverd aan de kampbewaarders. Ze werden opgesloten, uitgehongerd, gemarteld en gedwongen tot arbeid. Velen overleven dat niet.’

Haar vader ontkomt, als ex-militair, evenmin aan de communistische leer. ‘Hij moest zich vaak melden op het politiebureau, waar hij gedrild werd in de marxistisch-leninistische ideologie. Bij elk woord, dat ook maar róók naar kapitalisme, begon de hele ‘drilsessie’ van voor af aan. Dat raakte mijn vader hard, hij werd thuis steeds stiller.’

Was dat een toekomst voor hun kinderen? De ouders van Uyên vonden van niet. Dus werden er vluchtplannen gesmeed. Uyên is 14 jaar, als ze de eerste poging met de oudste kinderen van het gezin onderneemt.  Uyên: ‘Dat moest heel nauwkeurig gepland worden, want iedereen in je omgeving kon een ‘communistische mol’ zijn. Je kon niemand vertrouwen en we waren altijd op onze hoede. De ‘mollen’ konden je aangeven bij verdachte omstandigheden.’ Een vlucht moest dan ook plaatsvinden tijdens een schoolvakantie, zodat het niet opviel dat kinderen niet in de klas zaten. Uyên: ‘Mijn ouders konden onze afwezigheid thuis dan verklaren met de smoes dat we op familiebezoek waren, in Centraal Vietnam.’

Piraten

De kinderen gaan mee met Chinese vrienden, met als eindbestemming Hong Kong of Thailand. Voor deze vluchtpoging moet de familie veel geld op tafel leggen voor een plek op een bootje, dat moeilijk als ‘zeevaaardig’ kan worden bestempeld, aldus Uyên. De honderden mensen aan boord moesten, eenmaal op zee, veel ontberingen doorstaan. Stormen, met windkracht 9 en 10. En piraten. Uyên: ‘We werden door piraten overvallen. Onze kostbaarheden en geld hadden we in de zomen van onze kleren genaaid, maar dat wisten deze rovers blijkbaar. Ze wisten precies waar ze moesten zoeken.’

De vluchtpoging mislukt uiteindelijk en de kinderen keren terug naar huis. ‘We hadden bloedstollende avonturen beleefd, maar eenmaal thuis mochten we daar niets tegen anderen over zeggen. We waren immers ‘op vakantie geweest bij opa en oma…’

Een jaar later volgt een tweede poging Vietnam uit te komen, maar die wordt ‘verraden door mollen’ zoals Uyên het uitdrukt. ‘Onze bus werd onderschept door de politie, waarna we naar de gevangenis werden gebracht. Daar zaten we een aantal weken. We werden niet mishandeld, maar moesten het de hele dag wel doen met één kommetje rijst en water… Elke dag werden we verhoord, maar we lieten niets los. We werden met de dag zwakker en waren vel over been. Uiteindelijk mochten we weer naar huis.’

Weer een jaar later. de derde vluchtpoging. Uyên is inmiddels 16, haar oudere zus gaar met haar mee. ‘Inmiddels was ik ervaringsdeskundige op dit gebied. Ik wist wat ons te wachten stond. Mensen werden vermoord, vrouwen verkracht… Maar de drang om het communisme te ontvluchten was groter dan de angst.’

Helletocht

Het wordt een helletocht over zee langs de kust van Thailand met het amper 14 meter lange bootje, dat uitpuilt met 160 mensen aanboord. ‘We zagen onderweg weer vlaggen van piraten en we moesten de koers aanpassen. We kwamen midden op zee terecht en maakten water. Er ging van alles door me heen. ‘Wat als we hier sterven, dan zie ik mijn familie en vrienden nooit meer terug’. Maar ik zou dan tenminste sterven als een vrij mens. Ja, ik was nog maar 16, maar dat dacht ik.’

En juist op dat moment geschiedde een klein wonder. Een Nederlands vrachtschip, de Smit Lloyd 104, doemde bij het bootje op. De opvarenden zwaaiden uit alle macht om het schip te laten stoppen. En dat lukte. Ze mochten aan boord.

Uyên: ‘Op het nippertje gered. Dat voelde zó onwerkelijk, we konden het amper geloven. De touwladder waarop we naar boven klommen was een brug naar een nieuwe toekomst.’ Het schip voer vervolgens eerst naar Singapore voor eten, want de hongerige vluchtelingen lieten de voedselvoorraad aan boord snel slinken. Vervolgens kwamen Uyên en haar zus terecht in een VN vluchtelingenkamp, waar ze ruim twee maanden verbleven.

Van daaruit werden de zussen in 1980 per vliegtuig naar Nederland gebracht, alwaar zij per bus naar een opvangcentrum in Heerde – aan de rand van de Veluwe – reden. Een gezellig dorpje, zo zagen zij en de andere Vietnamese vluchtelingen door de ramen van de bus. Maar die reed nog een stuk door. Uyên: ‘We zagen de huizen verdwijnen, er was ook geen mens meer te zien. Heel eng. Waar kwamen we in vredesnaam terecht?!’

En het was winter, dus hadden ze het koud. Zeker als je, zoals Uyên en haar zus, slechts gekleed bent in een zomers hemdje. Uiteindelijk arriveerden ze in het opvangcentrum, in een bos. Een dag later was de wereld bovendien spierwit. Uyên: ‘Sneeuw. En glad ijs… Dat hadden we nog nooit gezien.’ De egaal witte wereld was ook beangstigend. ‘Door alle sneeuw zagen we de wegen niet meer. En raakten we lichtelijk in paniek. Want als we snel weg moesten komen, waar moesten we dan heen? Tja, we waren dan wel uit de gevarenzone, maar die vluchtmodus zet je niet zomaar uit.’

Uiteindelijk bleven Uyên en haar zus in Nederland. Eerst tijdelijk bij een pleeggezin in Heerde, later togen ze naar Tilburg, Zwolle en Groningen. In de tussentijd waren er wel nare ontwikkelingen in Vietnam. Uyên: ‘Mijn vader was gearresteerd vanwegen ‘illegaal verkregen medicijnen’ en kwamen in de cel terecht. En ja, dan voel je je wel schuldig. Ik heb het goed in Nederland, terwijl mijn vader in de gevangenis zat.’

Uyên deed echter wat ze kon om haar familie te steunen, stuurde bijvoorbeeld geld naar Vietnam toen ze een baan als secretaresse had. Maar ze kon pas gerust ademhalen toen de rest van het gezin, 12 jaar na haar vlucht, in Australië zat. ‘Andere zussen van mij waren dáár heen gegaan en mijn ouders gingen – nadat mijn vader na tien jaar weer vrij was gekomen – eveneens naar Australië, op uitnodiging van de regering.’

De familie leeft nu verdeeld over Nederland, Australië en de Verenigde Staten. In vrijheid én veiligheid. Uyên: ‘En daar ben ik heel dankbaar voor. Natuurlijk hielden we al contact met elkaar via internet, maar pas in 2018 zijn we allemaal – voor het eerst in 40 jaar! – in Australië fysiek bij elkaar geweest. De hele familie plus aanhang. Dat was natuurlijk een enorm feest, wat we hebben gevierd op een cruiseschip.’

De gedachten gingen toen we even terug naar die kleine, gammele boot waarmee ze Vietnam ontvlucht waren. Lachen: ‘We zeiden tegen elkaar, ‘hadden we toen maar zo’n grote boot gehad…’

Hoewel ze het goed heeft in Nederland, heeft het verleden Uyên gevormd. En dat betekent dat ze strijdt tegen elke wreedheid en ieder onrecht over de hele wereld. ‘In Nederland ben ik een mensenrechtenactiviste geworden. Omdat ik weet dat vrijheid niet vanzelfsprekend is. Ik vind het zó belangrijk dat je vecht voor rechten van mensen, die niet voor zichzelf kunnen opkomen.’

En ze ziet dat de ‘communistische controle’ in én buiten haar vaderland nog steeds drukt op de Vietnamezen. ‘Mijn ouders bijvoorbeeld worden zelfs in Australië via de kerk in de gaten gehouden. En ook ik word nog steeds door de Vietnamese autoriteiten gevolgd op sociaal media. Het klinkt misschien wat vreemd, nu ik al zo lang in Nederland ben, maar waar ik ook heenga, voor mijn werk of op vakantie: ik ben nog steeds op mijn hoede. Geen overbodig mechanisme, gezien de lange arm van de Vietnamese overheid.’

.

Interview door Robert Willemsen
Uit: Asser Courant, 08.11.2022

________

Zie hier voor meer details over het boek "Verborgen Veerkracht'

 

Direct link: https://caidinh.com/Archiefpagina/korteverhalen/eenvluchtmoetnauwkeurig.html


Cái Đình - 2022