Nguyễn Lê Hồng Hưng


Bekoorlijkheid op de open zee

.

De Elisabeth verliet Bremerhaven vroeg in de ochtend en voer langs de noorderkust van Duitsland, richting het Kiel-kanaal. Het oostelijke gedeelte van de hemel straalde het gouden zonlicht uit, tegelijkertijd vervaagden de grijze wolken. Ik leunde op de pilaar naast het roer op het achterdek, keek naar de spiegelgladde blauwe zee en naar de zwerm van vliegende sterns vol ontspanning. Achter de dunne mistgordijn dobberden enkele vissersboten om de netten te slepen.

De tweede stuurman stapte de stuurhut uit, de trap af naar beneden. Toen hij me zag, zwaaide hij naar mij met de groet ‘hallo’ en sprong op en neer terwijl hij zijn oksels krabde als een aap, grimaste als een clown, met een toktok-geluid aapte hij een haan na die op het punt stond een hen te bestijgen. Hij hief twee vingers op om een ​​V-teken (overwinning) te maken, blies zijn buik uit, zijn handen bogen voor zijn buik in een gebaar een invisible vrouw bij het midden te omhelzen, en dan met de ritmisch voor- en achterwaarts wibbelende heup liep hij de cabine binnen, met een onophoudelijk toktokgeluid...

Terwijl ik me afvroeg wat de tweede stuurman had gewonnen hoorde ik plotseling een stem van achter:

– Gekke kerel!

Ik zag de Spaanse zeeman naar buiten lopen met een grimas als een aap die op een stukje gember beet en vroeg:

– Wat is er gebeurd?

Met zijn wijsvinger tikte hij op zijn hoofd en zei:

– Godsam…, de tweede stuurman. Gistermiddag vertelde hij me dat Linda ongesteld was, maar omdat al haar ondergoed door de Indo’s gestolen was, vroeg ze hem dus ervoor dat ze zijn onderbroek mocht lenen, en nu komt hij naar beneden om trots te vertellen dat hij net seks met haar heeft gehad.

Het was klaarblijkelijk dat de denkbeeldige overwinning van de tweede stuurman de Spanjaard boos of jaloers maakte. Wedden dat als ik in de ochtenduren twee zulke schurken tegenkwam, zou ik de hele dag slechte dingen op mijn kop krijgen:

– Wat hij zei heeft toch niets met jou te maken, waarom werd je boos?

Hij dempte zijn stem, maar probeerde de boosheid nog te uiten:

– Ach! Door de gewoonte onzin te praten, serveert de chefkok hem de hele tijd vieze dingen, dat maakte hij langzaamaan dom als een koe.

– Als de tweede stuurman je boos maakt, moet je je tot hem richten, waarom heb je nu de chefkok erbij gehaald, en vertel mij nu wanneer ik hem vieze dingen heb geserveerd?

De man besefte dat hij nu voor de chefkok stond en dus zocht hij een uitweg:

– Ik bedoelde de Indo-chef van de vorige trip.

– Indonesiërs zijn ook maar mensen, er zijn de goede en de slechte. Nu scheer jij alles over één kam, als iemand dit hoort, zou je probleem krijgen.

De man gaf een vriendelijke lach:

– Er zijn alleen jij en ik hier, als je het niet doorvertelt, blijft het tussen ons.

– Ik zal het aan niemand doorvertellen, maar dat jij, die zou dat wel doen.

Weer met de wijsvinger op zijn hoofd tikkend, vervolgde hij:

– Ik ben toch niet zo gek.

Ik maakte een gebaar met mijn duim omhoog.

– Nou dan, heel goed.

Er waren twee vrouwen op het schip. De tweede machiniste met haar gespierde armen had een lichaam van een nijlpaard. Ze was erg vrolijk van karakter, maar mannenpesten was haar favoriete spelletje. De assitente van de tweede stuurman was integendeel, zo mager als een gedroogde boomstam, met de borsten zo groot als de pomelo's – van natuur of opgevuld, wie weet; ingevallen wangen, een spitse mond en licht vooruitstekende boventanden, maar het mooi van haar was dat ze een heel gedisciplineerd leven leidde, niet de type ‘alles happen’ zoals de tweede machiniste. Ze leste haar dorst met bier en soms, in plaats van maaltijden, dronk ze wijn, haar gezicht zag er altijd zo ernstig uit, het was zeldzaam haar te treffen met een flauwe glimlach die nog droeviger was dan een tulp aan het einde van de lente.

In principe beheerde de chefkok het provisiemagazijn, niemand mocht er binnenlopen om het eten zelf te pakken. Maar de vrouwen gingen vaak van hun cabines naar beneden om fruit, melk en gebakjes te halen om vervolgens in hun eigen kamer te bewaren. Vaak deed de kok het magazijn op slot, maar de kapitein meende dat het niet hoefde, en dus konden de vrouwen rustig hun gang gaan, het was volgens hem maar een kleinigheid. Het was natuurlijk geen ramp, gelukkig was er maar één hapgrage omnivoor mee met deze trip, anders zouden de mannen moeten zuinig zijn met hun porties fruit, verse melk en gebakjes...

Hoewel het uiterlijk van de twee vrouwen niet erg aanlokkelijk was, was het al genoeg om de mannen ervan gek te maken. De Spaanse zeeman was vroeger altijd sjofel gekleed, met vuil kleren en een onverzorgde baard, bij elke maaltijd verorberde hij toentertijd vier of vijf teentjes rauwe knoflook. Vanaf de dag dat er twee vrouwen op het schip aanwezig waren, kleedde hij zich netjes na het werk en ook in het weekend, zijn kleren waren nu goed gewassen, hij stopte vanaf dat moment altijd zijn overhemd keurig onder de tailleband van zijn broek, zijn kale hoofd met een paar haarpluimetjes nu altijd goedgekamd en glad van haargel. Hij rook nu sterk naar parfum en hij zei ook vaarwel met het eten van knoflook. Als hij wist dat ik aan wal ging – normaal elke week of om de week, vroeg hij me of ik parfum en deosticks voor hem wilde kopen. Hij kon amper lezen en schrijven, maar nu elke middag deed hij de deur van zijn kamer wijd open en bleef de krant continu heen en weer te bladeren tot de bedtijd. Toch deed hij zich altijd voor als een fatsoenlijke persoon. Zag hij iemand met een enigszins vreemd gedrag, dan verhief hij direkt zijn morele stem of zocht hij iemand om stiekem zijn kritiek te uiten. Hij vertelde me daarom dat deze verandering kwam omdat Maria met haar kleding altijd met haar blote dijen en borsten aan iedereen pronkte, vandaar dat de mannen gek werden.

Ik haalde mijn schouders op en zei:

– Zij heeft je al die dingen in overvloed laten zien, waarom klaag je nu nog?

– Ik heb niet gekeken.

– Niet gekeken, huh? Hoe en waar heb je haar dijen en borsten gezien?

Hij bleef een tijdje staan, stil van verlegen, ​​en probeerde een ander onderwerp te zoeken:

– In mijn land mogen vrouwen en meisjes niet meevaren zoals hier.

– Dat klopt niet, man. Ik weet dat, in het westen al eeuwen geleden, waren vrouwen en meisjes met de schepen meegegaan, op grote zeeën.

– Wie dan?

– De Vikingen, jij kent de Vikingen toch?

Hij zei, apentrots als iemand met veel kennis:

– Natuurlijk wel. Vikingen zijn piraten, ze namen vrouwen en meisjes mee alleen om seks met hun te hebben.

Ik wilde nog iets meer zeggen, maar als ik zijn stomme gezicht zag, en wist dat hij boeken noch kranten kon lezen, enkel naar porno-films keek, het was zo ziekelijk dat als hij over vrouwen en meisjes hoorde praten, dacht hij meteen aan seks. Ik herinerde hem aan een oude anekdote:

– Misschien ken je nog, in de tijd dat jij en ik nog jong waren, waren er soms meiden op het schip. In die tijd waren de badkamers van de matrozen nog als één douchehok doorgetrokken, niet dat elke cabine over eigen badkamer beschikte zoals nu, was jij toch degenen die op de muur van die douchehok had doorgeboord, en mij elke keer paaide met jou stiekem naar de vrouwen te gaan gluren als ze een douche namen. In de zomertijd, als de dochters of de vrouwen van de officiers meegingen als een soort vakantie, op de zonnige dagen lagen ze langs de relingen op het dek, in bikini’s, te zonnen, dan ging jij toch met de matrozen vechten om het onderhoudswerk op het dek, alleen voor de mogelijkheid stiekem naar de zonnebadende vrouwen te gluren, ben je het nou vergeten?

– Maar het was slechts een paar keer.

– Alles verandert met de tijd, wij leven nu in de eenentwintigste eeuw, bovendien behoort jouw land nu ook tot Europa, waar jongens en meisjes gelijke rechten hebben in hun beroepskeuze.

– Wat je zegt gebeurt in Nederland. In mijn land is het niet zo, waar er vrouwen zijn, zijn er problemen en wanorde.

Zo eigenwijs en onbeschoft sprak hij, dat ik hem in zijn gezicht zou moeten slaan als hij daar nog een poosje stond met die rare uiting. Ik zei, met opzet, in de hoop hem uit mijn zicht weg te jagen:

– Ik zie dat jij de enige bent die problemen en wanorde maakt. Maar goed, dankzij die twee vrouwen eet jij tenminste geen knoflook meer, jouw lijf is goed verzorgd en goedruikend en jij kan nu zelfs kranten lezen.

– Verdomme! Je bent een klootzak.

Zijn maatjes – zijn landgenoten op het schip – waren, de ene na de andere, op pensioen gegaan, hij was nu de enige Spanjaard die voor het bedrijf werkte. Het lot bepaalde dat hij en ik elkaar al meer dan twintig jaar in contact kwam. Vijf jaar ouder dan ik, als de wet niet verandert, gaat hij over een paar maanden met pensioen. Toen ik jong was, waren hij en ik als water en vuur, elke keer als we een conflict hadden, wilden we hard tegen hard. Ik kon mij nog herinneren toen ik, bij de eerste keer met het schip voer, kwam hij bij het eerste ontbijt bij mij met de order dat ik elke ochtend twee eieren voor hem moest klaarmaken. Ik deed het niet, en ook niet reageerde toen hij mij vloekte en schold. Toen hij zag dat ik me nergens aantrok, dacht hij dat ik een iemand die makkelijk te beledigen was, zijn pestgedrag werd nog ernstiger, zelfs dreigde hij me in de zee te gooien. Op dat moment voelde ik mijn bloed koken, met de vinger wees ik naar zijn gezicht en hem een lange preek uitschold. Tegelijkertijd verbood ik hem dat soort onzin te vragen tijdens mijn werk, en als hij me nog steeds beledigde, zou ik zijn keel doorsnijden en zijn bloed tappen voor bloedworst. Toen hij merkte dat ik hem echt bedreigde, was hij bang dat ik kwam met een harde actie, vanaf dat moment als hij zag dat ik boos werd, vloekte hij alleen tegen mij; of schopte en rammelde hij wat binnen zijn handbereik stond en dan wegging. Eigenlijk, een ei, dat is een peanut, maar omdat dit binnen een groep mensen was gebeurd, wilde ik niet dat ze hiervan een puinhoop gingen maken, dus ik wilde het uitmaken. Het kon ook niet zo zijn dat wij, dag in dag uit nauw samenwerkten op het schip, en nu gingen ruzie maken vanwege een eitje, dat was toch geen fatsoen. Ik riep hem erbij en zei dat als hij iets extra wilde, moest hij in de ochtend vóór het ontbijt even naar beneden gaan en mij laten weten, ik zou ervoor zorgen. Onverwacht, met slechts één ei extra werd niet alleen de spanning tussen mij en hem beduidend minder, maar ik kon hem later vragen kleine klusjes voor mij te doen. Uit dit voorval ontdekte ik een manier van omgaan met mensen, die ik de eiermethode noemde. Ik merkte dat ik deze methode overal kon toepassen, van intellectuelen tot ongeletterden toe, het gaf altijd een goed resultaat. De tijd ging vlug voorbij, de levensjaren zijn in ons allemaal opgestapeld, hij was geen dikke vriend van mij geworden, maar ik bleef nog steeds aan hem denken in zijn afwezigheid en wij waren weer blij als wij elkaar weer ontmoetten. Maar het was zoals altijd, ik bleef cynische opmerkingen maken, hij hield zijn gewoonte van vloeken vast. Het mooie was dat wij, na de ruzie weer samen een glaasje konden heffen en de hele dag over onze familie en onze kinderen kletsen.

***

Het schip kwam in de middag het Kiel-kanaal binnen en volgde de colonne, die kaarsrecht achterelkaar langs het kanaal voer. Met ongeveer zeven knopen per uur was het langzaam, maar nog steeds hard genoeg om de scholen jonge vissen uit het water omhoog te gooien, hierop mikten de vliegende sterns hun prooi.

Het was nu het begin van de lente, aan beide oevers groeide het groene gras, de bomen begonnen te bloeien en kregen jonge takken vol groene bladeren. Dit kanaal was door vele kunstenaars en fotografen op papier vastgelegd. Vooral het stukje aan de Baltische kust van de stad Kiel, door Brunsbutel tot aan de Elbe-rivier, van prachtige landschaf van de lente tot de herfst maakten ze mooie ansichtkaartjes, die werden verkocht in lokale boek- en souvenirwinkels. Ik stond het mooie landschap te bewonderen, dat ik helemaal vergat de vuilniszak in de prullenbak op het achterdek te deponeren. Toen ik de brandlucht uit de kombuis rook, liet ik haastig de vuilniszak achter op het dek en rende naar binnen, maar helaas, de pan met nog restjes van suddervlees op de kookpits was al bruin aangebrand, het bleek dat ik toen de temperatuur omhoog zette in plaats van op de suddenstand, gelukkig was het niet helemaal verbrand en de bemanning was al klaar met eten. Ik zette de pan met al het vlees erin onder de kraan, vulde het met water om het hele zooitje te laten weken. Ik zet de kookplaat uit, en was op het punt te gaan verder met de vuilniszak, en plotseling kwam ik Toto tegen, hij was op de trap naar beneden. Hij tikte met zijn wijsvinger op zijn hoofd:

– Gekke meid.

– Wat dan?

Nu zag Toto Maria naar beneden lopen met een mand vuil wasgoed, hij greep de vuilniszak van mij:

– Laat mij de zak voor je buitenzetten.

Hij raapte de vuilniszak op en ging naar buiten. Verbijsterd stond ik daar, niet snapte wat aan de hand was toen ik de tweede stuurman naar binnen zag lopen en onhandig stond. Maria schoof toen de mand met vuile wasgoed voor hem en zei:

– Pak gerust wat je nodig hebt, van mij mag het.

Verlegen liep de tweede stuurman weg, zonder omkijk...

Ik ging terug naar de kombuis om de pan met verbrand vlees schoon te maken. Toen Maria de kleding in de wasmachine gedaan had, ging ze even in de keuken, barste in lach en zei:

– Toto en de tweede stuurman proberen altijd mijn ondergoed op te pikken, maar als ik het aan hun gaf, wilde niemand van hun nemen, haha...

– Maar je brengt ze in verlegenheid.

– Gekke kerels hebben toch helemaal geen schaamtegevoel.

– Dus waarom probeer je ze steeds voor de gek te houden?

– Omdat ze dom zijn. Anders, als ze slim zijn, net als jij, wie durft hun voor de gek te houden?

– Denk je dat ik goed ben?

– Ik weet het niet, maar jij bent in ieder geval niet zo sjofel als de anderen.

Eigenlijk was ik niet zo goed als zij dacht. Ik herinnerde mij aan de eerste dagen van de reis, elke ochtend na het ontbijt kwam zij even langs de keuken om me te begroeten en om met mij over kalfjes en koetjes te babbelen voordat zij aan het werk ging. Op een dag zag ik op haar lip een vlekje van tandpasta, ik pakte een tissue en veegde het schoon. De dagen daarop zag ik elke ochtend weer dat haar mondhoek was bevlekt, de ene keer met tandpasta, de andere keer met jam. Toen ik dat opmerkte, perste zij haar lippen eruit en vroeg me die voor haar schoon te vegen. Ik voelde dat zij iets stoutjes in gedachten had, maar mijn hart bonkte, vooral in de vroege ochtend als ik, onbewust, vaak aan haar dacht... Tot op die ene ochtend, toen ik haar lippen net schoongeveegd had, boog zij haar hoofd tegen mijn oor aan en fluiterde dat ik om me heen moest kijken. Ik keek naar achter en zag drie of vier matrozenkoppen door het raam naar binnen gluren, waaronder ook de kale kop van de Spanjaard. We barstten in lachen uit... Na het lachen schrok ik me rot, gelukkig ontdekte ik dat spelletje net op tijd, vanaf dat moment zette ik het schunnig denken van mij uit, anders zou ik ook in de val van haar worden gelokt voor een grapje, en mijzelf belachelijk maken voor haar, zoals die gluurders daarbuiten.

En de oude machinist, elke keer als hij Maria in de keuken zag staan ​​en tegen me praten, liep hij heen en weer in de buurt en vroeg ​​​​haar dit of dat te doen. Vandaag was het zondag, hij kon die meid niet de baas spelen met die rotte opdrachten, dus hij kwam bij haar langs en sprak haar aan voor haar decolleté blouse waar haar borsten vrijwel geheel naar buiten uitpuilden. Toen hij weg was, klapte Maria haar hand op haar voorhoofd en riep met een grommende stem:

– Gekke oude man!

Ik lachte sarcastisch:

– Ha ha... de hele dag hoor ik gekke mannetjes, gekke vrouwtjes, en nu een gek oudje, ik weet niet wanneer ik gekke koks moet horen. Het komt ook door je….

– Waarom ik?

Ik wees met mijn vinger naar de diepgesnede kraag, waar de hanger met het kruis tussen de borsten bungelde:

– Waarom pronk je dit pal voor zijn ogen?

Zij hief haar gespierde arm op en maakte een gebaar op en neer:

– Kijken mag wel, maar als iemand daaraan raakt, pas dan op, hè.

– Maar je showt dat elke dag aan hem, en verbiedt hem het aan te raken, waardoor hij 's nachts niet kan slapen, natuurlijk wordt hij gek.

Zij legde zijn hand op haar buik, deed alsof iemand zich aan het aftrekken en zei met een glimlach:

– Als hij niet kan slapen, moet hij masturberen, haha...

Ik was van plan een paar zinnen tegen haar terug te zeggen, maar het kwam op in mijn gedachten dat nu zij telkens elke ochtend die twee meloenen etaleerde, alhoewel de vorm daarvan niet erg aantrekkelijk was, maar het was beter dan niets. Stel dat als ik nu haar een moreel lesje preekte, en zij paste haar gedrag eraan, dan miste ik de mooie kans. Vandaag was zondag, voor deze gelegenheid maakte ik een slagroomtaart, sneed het in zestien porties, tijdens de koffie deelde ik het aan iedereen. Linda gaf de voorkeur aan wijn boven cake, dus er bleef nog een paar stukjes over. Om me niet schuldig te voelen over mijn hypocrisie, nam ik een stuk taart, gaf het aan haar en vroeg haar aan tafel te gaan schuiven, zodat zij de slechte verhalen over de mannen in het schip niet zou verklappen.

Meestal had ​Linda een spijkerbroek aan, haar shirt oogde rommelig en onmodieus, maar wel discreter dan Maria. Wie zich belachelijk of ondeugend gedroegen, kregen direct van haar een commentaar of zelfs een regelrechte vloek, haar wrede karakter zorgde ervoor dat veel mensen er een hekel aan hadden, of beter gezegd, niemand durfde haar te bekritiseren. Meestal na de werktijd en voor het eten zaten groepjes van officieren in de mess voor een borrel. Om de een of andere reden liep zij deze dagen, na een ​​paar flessen, naar buiten op het dek staan, of doelloos rondliep tot de etenstijd om aan de tafel te zitten. Vandaag, ik weet niet waarom, maar zij liep met een chagrijnig gezicht naar de kombuis en vroeg me:

– Eh kok, waar is mijn taart dan?

Ik keek naar haar verwrongen gezicht en de naar buiten puilende lippen, met de tanden staken abnormaal er uit, als de bek van een vleermuis. Ik probeerde de lachbui te verstoppen, was bang dat het gek zou zijn, nam een stuk taart en legde het op een bord.

– Hier is jouw deel, alsjeblieft.

Zij pakte het stukje taart, bleef even staan, en dan gaf ze die terug aan mij en zei:

– Hoeft niet, geef dit aan Maria.

Oh vrouwen! Na een paar pilsjes en al onzin mompelen. Ik ging door met het werk. Maar toen ik zag dat ze daar nog steeds stond, vroeg ik:

– Waarom ga je niet naar de mess om bier te drinken?

Ze vond een gespreksonderwerp:

– Na deze trip ga ik naar huis.

– Echt waar? Wie gaat je vervangen?

– Viktor, een Oekraïen.

– Ik hoorde dat de machinist en Maria ook naar huis gaan en de vervanger van Maria komt ook uit Oekraïne.

– Dat klopt, maar ze zijn het schip nog niet ingestapt of jullie zitten al elke dag slechte dingen over hun te ouwehoeren.

– In het begin was het zo, maar na een paar jaar wordt het weer alsof niets is gebeurd.

– Denk je dat?

– Natuurlijk, de wereld verandert elke dag. Net als vroeger waren er geen meisjes in de maritiem, en toen een paar vrouwen in de schepen begon te werken, lulden de mannen er ook over, kritiek op dit en dat, maar nu zijn er veel vrouwelijke kapiteins. Vrouwelijke tweede stuurman of machiniste zijn er ook veel, maar je hoort niets meer die onzinmeningen.

– Ik zag dat de Indonesiërs en de Filippijnen ook hier werken, maar niemand zei iets daarover.

– Je moet begrijpen dat de Indonesiërs, de Filippijnen en ik, een Vietnamees uit arme landen in Azië komen, wij accepteren ons lot dat wij zijn aangenomen om kleine klusjes te klaren, voor het werk dat jouw mensen niet graag willen doen, en dan nog met een mager salaris, zo de Nederlanders hebben geen reden om daarop jaloers te zijn. Mensen uit Oost-Europa bekleden goede posities, en met hoge salarissen concurreren ze natuurlijk met de inboorlingen.

Toen zij dat hoorde, stond zij op en knikte van ja, toen zag zij enkele matrozen de mess binnenlopen, liep zij naar buiten en gingen ze samen dineren.

Elke keer als ons schip afmeerde, bezocht ik vaak het internetcafé om nieuws of interessante artikelen op te zoeken, ik zette ze in een USB-stickje, en als het schip de zee op ging, had ik de tijd om die uit te printen. De printer stond in de controlekamer, ik moest elke keer vier trappen klimmen, elk trap telde twaalf treden. Die ochtend voer het schip het Drogden-kanaal binnen, ging langs de kust van Denemarken, tot op het punt onder de brug van Kopenhagen naar Malmör. Het was Lindas dienst. Vroeger, toen ik daar de artikelen uitprintte, begroette zij me koel en gaf toen de printer aan mij, toen ik ermee klaar was, ging ik naar beneden en we zeiden weer hallo, dat was alles. Maar vanmorgen stond zij achter mij te wachten tot ik klaar was met het afdrukken en vroeg:

– Heb je iets geschreven?

– Dit is niet wat ik schreef, ik ben op zoek naar de oorsprong van de Viking.

– Vikingen zijn een gemengde groep van diverse mensen uit alle streken, hoe kan je hun afkomst vinden.

– Echt waar?

– Wat weet je over deze mensen?

Ik zwaaide met mijn armen naar de zee:

– Ik weet alleen dat de Vikingen een groep beroemde piraten zijn van Europa tot Amerika, afkomstig uit deze Scandinavische regio in het begin van de elfde of de twaalfde eeuw.

Zij corrigeerde:

– Vikingen hadden inderdaad slechte reputatie, maar ze waren geen rovers.

Ik maakte een grapje:

– Naar mijn mening, wie mensen doodt en berooft, als zij geen zee-piraat zijn, moeten ze zeker landrovers zijn.

Toen ze hoorde wat ik zei, aarzelde ze even en vervolgde toen:

– Maar deze mensen waren protestants.

Ik maak grappen:

– Zo kan je hun religieplunder noemen.

Ze keek mij verrast:

– Wat zei je? Wat betekent religieplunder?

Ik nam de pen die op de desk van de kapitein lag, en met het schetsboek naast de zeekaart schreef ik twee woorden ‘đạo tặc’ en legde klakkeloos uit:

– Het Vietnamees kent het zelfstandig naamwoord ‘đạo tặc’, letterlijk vertaald is: of de rovers, die de rijken beroven om aan de armen te geven, of de monniken die gaan roven. De Vikingen beroofden, maar zelfs als ze religieus waren, konden ze ook dieven worden genoemd.

Linda lachte luid:

– Ik ken Viking veel, maar ik heb nog nooit iemand horen praten zoals jij.

– Ha ha… met zoiets kan ik je doen lachen.

– Wat nog meer?

– Sinds de dag dat ik dit schip instapte, is dit de eerste keer dat ik je zie zo mooi lachen als een tulp in het voorjaar.

Toen ze mijn compliment hoorde, bleef ze plotseling even stil, en aarzelde:

– Omdat je zo grappig praatte.

– Dan heb ik geluk gehad dat ik je op kan vrolijken.

Lindas stem werd opeens vrolijk:

– Weet je nog, omdat ik een vrouw ben, kan ik ook huilen.

– Maar ik heb je nooit zien huilen, alleen zie ik dat je altijd stil en serieus bent.

– Als ik grappen maak over de jongens, zal het moeilijk zijn voor mij in mijn positie, vooral de Indonesiërs, die stomme mensen zonder respect voor vrouwen.

– Om met een gemengde groep mensen om te gaan heeft iedereen zijn eigen manier, je hebt ook je eigen manier.

– Ik zie je de hele dag lachen en zingen, hoe kan dat?

– Denk er eens over na, alleen al vanwege een hapje moet de chefkok elke dag naar ontelbare onzinverhalen luisteren, als ik een heethoofd heb of koppig ben, hoe vaak moet ik dan boos zijn op een dag?

Ze stond even na te denken en vroeg toen:

– Hoeveel koks zijn er, zoals jij?

– Ik denk dat iedereen het kan, niet alleen de koks. Een ei of een portie taart kan mensen vijandig tegen elkaar maken, bekvechten en zelfs echt vechten. Maar ook een eitje en een stukje taart kunnen tot verzoening brengen, kunnen de mensen blij maken. Dus waarom kiezen we niet deze laatste manier om elkaar te behandelen om dit leven te verbeteren.

– Jij bent sowieso een man, dus het is makkelijker. Maar ik ben een vrouw die met mannen samen werkt, hoe weet ik wie goed en wie slecht is om goed met hun om te gaan.

Ik lachte hardop:

– Ha ha... ook omdat je bang bent dat slechte mensen je misbruiken, dus je handelt altijd met voorzorg, maar juist je, vanwege die voorzorg, allemaal om je heen als slechte mensen ziet.

– Is het niet zo dat ik nu met een goed mens aan het praten?

– Nou dan, bedankt, ik ga nu de geschiedenis van de Viking-groep bestuderen, als er iets is dat ik niet snapt, zal ik je vragen, leg me alsjeblieft het uit, is het goed?

– OK!

Ik liep naar de trap om naar beneden te gaan en hoorde Linda achter mij roepen:

– En dit, het woord ‘plunderreligie’ heeft geen betekenis, als je het zegt, zal niemand het begrijpen.

Ik keek terug:

– Het is oké, als je het begrijpt, is het al voldoende.

– Wat betekent dat?

– Dat betekent dat ik je vandaag vrolijk zie en je lacht als een bloem.

– En wat krijg je daarmee dan?

– O, dat is een hele goede vraag.

Op dat moment was het schip de oversteekbrug gepasseerd die de Deense en Zweedse kust met elkaar verbond. Ik wees naar de hoofdstad Kopenhagen, die nog wazig was in de ochtendmist:

– Kijk daar, door je lach vind ik de zee vanochten nog charmanter.

– Aha, de gekke chefkok!

.

19 juli 2012

Origineel: Duyên Dáng Biển Khơi. Nguyễn Lê Hồng Hưng
Vertaald door: Nguyễn Hiền

 

Direct link: https://caidinh.com/Archiefpagina/korteverhalen/bekoorlijkheidopdeopenzee.html


Cái Đình - 2022