Tony van der Mee


‘Bij de foto van Aylan denk ik aan mijn neefje’

 

Ruim 800.000 vluchtelingen zijn vorig jaar per boot naar Europa gevlucht. Onder hen steeds meer kinderen. Ook 2016 begon met een aantal drama’s voor de Turkse en Griekse kust. Tiffany Pham uit Utrecht weet hoe het is, zo’n levensgevaarlijke tocht in gammele bootjes. Hún wanhoop was ooit ook háár wanhoop. Als kind ontvluchtte ze Vietnam over zee.

Het beeld van de verdronken Syrische kleurer Aylan (3), die op een Turks strand aanspoelde, raakt haar nog steeds diep. “Ik vind het verschrikkelijk als ik hoor dat weer een vluchtelingenboot is omgeslagen,” zegt Tiffany Pham (43). “Als ik de foto van Aylan zie, moet ik aan mijn neefje denken.”

Haar neefje van 4 overleed in de zomer van 1981 tijdens hun vlucht in een boot vanuit Vietnam. Niet omdat het bootje zonk, maar door uitputting en honger na drie weken hulpeloos ronddobberen op zee. Hij kreeg een zeemansgraf.

“Ik vond het moeilijk om de pijn van mijn zwager te zien toen hij zijn zoontje uit het bootje in zee moest gooien. Zijn lichaam is nooit ergens aangespoeld.”

De huidige vluchtelingenstroom doet Tiffany denken aan haar eigen vlucht. Ze begrijpt de wanhoop van al die mensen uit Syrië, Irak, Afghanistan of Afrika die de oversteek naar Europa maken. “Ik weet hoe dat is. Ik weet hoe de vluchtelingen zich voelen. En ik voel met ze mee,” zegt ze.

“Vluchten is een risicovolle onderneming. Mensen willen niet in eigen land wachten tot ze in een oorlog doodgaan, maar zoeken een weg om daaraan te ontkomen. Een weg met een grotere kans op overleven. Iedereen wil een betere toekomst voor zijn kinderen. Zo kozen mijn ouders destijds ook voor de vrijheid.”

 

Gammel

Zelfs is ze 9 jaar als ze door haar ouders op 11 juli 1981 op een gammel bootje wordt gezet, samen met haar zus, zwager, neefje en nicht (3 weken oud). Haar oudere broer en zus zijn al eerder met een andere boot gevlucht, zoals in totaal 800.000 Vietnamezen deden na de inlijving van het zuiden door het communistische noorden (1975).

“Ons gezin vluchtte in groepjes. Mijn ouders stuurden me in de zomer naar mijn zus, die met haar gezin aan zee woonde. Ik wist van niks en dacht dat het voor vakantie was.”

De man die voor het kompas en de zeekaart zou zorgen, wordt voor vertrek opgepakt. De kapitein besluit toch te vertrekken richting Maleisië. Aan boord is eten voor een week. Het worden 21 helse dagen.

Omdat de motor uivalt dobberen de vluchtelingen doelloos rond in de Zuid-Chinese Zee. Zonder eten of drinken, met alleen zout zeewater tegen honger en dorst.

Mensen sterven door uitputting. Ze herinnert zich het kindje van een hoogzwangere vrouw, dat onophoudelijk schreeuwt van de honger. Het kindje overlijdt. En als de vrouw aan boord is bevallen bezwijkt zij ook, net als de baby.

“Honger doet rare dingen met mensen. Sommige mannen vroegen uit wanhoop om de lichamen van overleden op te eten. Er werd zelfs aan boord gevochten. Ik was te jong om te bevatten wat er gebeurde. Pas later probeer je de gebeurtenissen te begrijpen.”

42 schepen passeren zonder dat ze worden opgepikt. Één keer stopt een Japans schip om de vluchtelingen eten te geven, maar ze weigeren de Vietnamezen aan boord te nemen en varen door.

“Steeds werd gezegd: als je morgen wakker wordt, komen we aan land. Zo is ons elke dag hoop voorgehouden. Elke keer werden we teleurgesteld, tot we wanhopig waren. Op een gegeven moment geloof je het niet meer en dan wacht je gewoon op de dood.”

Tot 1 augustus de Nederlandse tanker Antilla Bay de vluchtelingen uit hun lijden verlost. Uitgeput en uitgemergeld worden ze aan boord gedragen.

Op beelden van toen ziet ze haar zus weggedragen worden op een brancard, en haar zwager. Die is meer dood dan levend. Kort na de redding overlijdt hij alsnog.

Van de 140 passagiers overleden er zo’n 60 tijdens de reis of na de redding.

“Mijn leven lang ben ik de kapitein en de bemanning van de Antilla Bay dankbaar. Het is een code op zee dat je mensen in nood oppikt. Dat al die schepen voorbij zijn gevaren, is heel triest.”

Uiteindelijk kwamen Tiffany en haar zus en nichtje in Nederland terecht. Haar oudere broers en zussen kregen in Duitsland asiel. Haar ouders zijn daar later naartoe verhuisd in het kader van gezinshereniging.

Nu worstelt Europa met een nog grotere stroom vluchtelingen. De groeiende vijandigheid doet haar pijn. “Mensen weten niet eens een klein beetje hoe het is om vluchteling te zijn,” zegt ze.

“Niemand vlucht voor de lol. In Nederland is vrijheid zo vanzelfsprekend, dat mensen niet eens weten wat ‘onvrijheid’ is. Mensen die weinig van vluchtelingen weten, worden bang gemaakt.”

Juist daarom heeft Tiffany al jaren een missie. Ze is ambassadeur voor Vluchtelingenwerk en het Quality Centre Vluchtelingenvrouwen, voert gesprekken met vluchtelingen en werkt aan projecten waarin hun verhalen worden verzameld en opgeslagen, zoals “Ongekend Bijzonder’ in Utrecht.

 

Levenswerk

“Sinds 2008 heb ik er mijn levenswerk van gemaakt om andere vluchtelingen te helpen. Ik vind het belangrijk om mijn verhaal uit te dragen. Mijn verhaal geeft de vluchteling een gezicht. Ik hoop dat Nederlanders daardoor beter begrijpen wat het betekent om te moeten vluchten.”

Zelf heeft de Vietnamese ervaren hoe moeilijk het is om in een ander land een nieuw leven op te bouwen. Dankbaar is ze voor de gastvrijheid waarmee ze destijds in Nederland werd ontvangen. Maar ze raakte zichzelf even kwijt  door onverwerkte trauma’s, met faalangst als gevolg.

“De vrijheid voelde tegelijk ook eenzaam, omdat ik als klein meisje zonder ouders moest opgroeien in een vreemd land. Ik voelde me onbegrepen door anderen,” zegt ze.

“Ik kon mijn pijn niet delen en zocht erkenning. Vluchtelingen moeten vanuit het niets iets nieuws opbouwen. Ik wil lotgenoten helpen om hier te aarden. Ik had destijds ook een vangnet nodig. Nu kan ik iets voor andere vluchtelingen betekenen. Daar draag ik graag aan bij. Zo wil ik ook iets teruggeven aan de maatschappij.”

Tony van der Mee
Uit: AD, 16/01/2016

(Klik op de foto van het krantartikel voor de originele tekst)

 


Cái Đình - 2016