Renée Brouwer
Thi Yen (36) vluchtte naar Nederland: ‘Huilend op de koude grond van het vliegveld dacht ik: wat als er niemand voor me komt?’
De Vietnamese Thi Yen Dong (36, roepnaam Mina) was vijftien toen ze door haar ouders op een vliegtuig
naar Nederland werd gezet voor een betere toekomst. Ze kwam echter in Rusland aan,
waarna een levensgevaarlijke tocht volgde. “Hoe kon dit ooit nog goed komen?”
“Het was etenstijd. Een heerlijke geur van gebakken groenten met knoflook en kip deed mijn maag knorren. Ik was al drie maanden op de vlucht van Vietnam naar Nederland en zat in een appartement in Berlijn, samen met een groep andere Vietnamezen die net als ik op zoek waren naar een betere toekomst.
Plotseling werd er op de deur geklopt: ‘Politie, politie, doe open!’ Voor ik het wist, trapte een agent de deur in, daarna stormde er een politieteam naar binnen. ‘Leg je handen op je hoofd!’ riepen ze in het Engels. Mijn hart ging tekeer en trillend van angst deed ik wat ze zeiden. Waar was ik in beland? Hoe kon dit ooit nog goed komen?”
Last voor het gezin
“Vijftien was ik toen mijn vader op een dag zei dat ik naar Nederland ging. Een vriend van hem woonde er en volgens mijn vader was Nederland het paradijs. Daar zou ik een veel beter leven krijgen. Het leven in Vietnam was voor meisjes namelijk ontzettend zwaar. Vooral omdat zij als last voor het gezin werden gezien. Hun enige doel in het leven was trouwen en zorgen voor hun man en schoonouders.”
Thi Yen Dong met ouders en broertje vroeger. Beeld Privébeeld
“Jongens daarentegen werden op handen gedragen: zij konden later goede banen krijgen en voor hun ouders zorgen. Daarom hoopten de meeste zwangere moeders, ook mijn eigen moeder, op een jongetje. Ze heeft het nooit uitgesproken, maar al op jonge leeftijd merkte ik dat ze blijer was met mijn vier jaar jongere broertje Xuan Thang dan met mij.
Zo nam ze hem altijd overal mee naartoe, terwijl ik op achtjarige leeftijd al alleen thuis moest blijven. Ook kreeg hij meer aandacht, waardoor ik als kind vaak jaloers op hem was. Nu realiseer ik me dat mijn moeder niet beter wist; zo was ze zelf ook opgevoed.
Mijn vader worstelde met zijn leven. Na het vroege overlijden van zijn zus en vader was hij financieel verantwoordelijk voor mijn oma en tantes, terwijl hij met zijn naaiatelier niet veel verdiende. Dit alles drukte enorm op hem. Hij dronk veel en was vaak agressief. Mijn ouders hadden gewoon nooit geleerd hoe het was om geliefd te zijn en liefde aan hun eigen kinderen te geven. Ik werd bijvoorbeeld niet geknuffeld. Toch weet ik zeker dat ze ondanks alles echt wel van mij hielden. Anders hadden ze ook nooit mijn reis naar Nederland geregeld.”
Het paradijs Nederland
“Toen ik hoorde dat ik naar Nederland ging, was ik heel blij. Ik had nog nooit van het land gehoord, maar als mijn vader zei dat het een paradijs was, dan moest het vast erg bijzonder zijn. Ik was nog zo jong en naïef. Mijn reis naar Nederland zag ik als mijn enige kans om te ontsnappen aan een leven vol lijden en onrechtvaardigheid. Met een grote rugtas met winterkleding, een muts en nog wat dingen die mijn moeder had ingepakt, stapte ik in 2004 dus op het vliegtuig.
Bij ons afscheid zei mijn vader dat bij mijn aankomst iemand me zou ophalen van het vliegveld. Die persoon zou me vervolgens naar een asielzoekerscentrum brengen, waar ik niet mocht zeggen wie ik was. Wel kon ik uitleggen dat ik uit Vietnam kwam en dat ik geen familie meer had. Omdat ik nog zo jong was, was de kans groot dat ik zou worden geholpen.
Volgens mijn vader zou ik daarna in Nederland door nieuwe ouders worden geadopteerd, zodat ik verder kon werken aan een succesvolle toekomst. Dat was mijn ouders voorgehouden door de contactpersoon aan wie ze negenduizend dollar betaalden voor mijn vlucht naar Nederland. Maar het liep anders.”
Russisch vliegveld
“Nadat het vliegtuig was geland, dacht ik dat ik in Nederland was. Maar toen ik vroeg waar we waren, hoorde ik van een van de andere Vietnamese passagiers dat we in Rusland waren. Ik snapte er niets van. Wat moest ik nou in Rusland? Omdat ik niet wist wat ik moest doen, volgde ik iedereen het vliegtuig uit en naar de douane en de bagageband. Omdat ik geen koffer had, kon ik zo doorlopen naar de aankomsthal. Daar werden veel mensen enthousiast door hun dierbaren verwelkomd.
De minuten tikten voorbij en ik wachtte totdat iemand me riep. Daar zat ik dan, alleen op een koude grond. Wat als er niemand voor me komt, dacht ik. Ik was bang, voelde me machteloos en de tranen stroomden over mijn wangen. Ik had geen idee wat ik moest doen, dus bleef ik met mijn rugtas op mijn schoot zitten tot, na uren wachten, uiteindelijk iemand mijn naam riep. De vrouw stelde zich voor als My. Samen met haar man en broer controleerde ze mijn paspoort. Vervolgens knikte ze en zei ze dat ik mee moest lopen naar hun auto. Opgelucht liep ik achter ze aan.
Ik was moe van de reis en verlangde naar een douche en een bed. Ik werd naar een vervallen appartementencomplex gebracht. Het leek een beetje op een verlaten ziekenhuis en ik schrok me kapot toen ik zag dat in het complex allemaal Aziatische mensen hutje mutje in kleine kamers waren gepropt. Iedereen zag er erg ongelukkig en wanhopig uit. Wie waren deze mensen? En wat ging er met hen gebeuren? Er spookten allerlei vragen door mijn hoofd, maar die durfde ik niet te stellen. Want wat als ik ook in een van die kamers werd gestopt?”
Gevangenis
“Gelukkig bleek er geen plek voor mij te zijn en reden we verder naar het appartement waar My met haar man, twee broers en twee mannen en een vrouw woonde, net als ik afkomstig uit Vietnam. Ik sliep met de vrouw in één bed, de mannen sliepen op matrassen op de grond tegenover ons. Maar voor ik naar bed kon, moest ik eerst nog helpen met het klaarmaken van het avondeten. Uitgeput viel ik die avond in slaap.
De volgende ochtend stond ik op met enorme heimwee. Ik miste mijn thuis, mijn broertje, mijn ouders en mijn hond en mijn kat. Huilend onder de dekens dacht ik aan ze. De vrouw met wie ik in hetzelfde bed sliep, probeerde me tevergeefs te troosten. ‘Je zult snel wennen,’ zei ze, maar haar woorden kwamen niet bij me aan. Pas nadat ik mijn ouders heel kort telefonisch had gesproken, voelde ik me iets meer op mijn gemak. Omdat zulke telefoontjes duur waren, kon ik nog net zeggen dat ik veilig was aangekomen, daarna werd de verbinding verbroken.
De dagen daarna voelden alsof ik in een gevangenis zat. Het was absoluut verboden om naar buiten gaan, dus zat ik de hele dag binnen met de anderen, terwijl we praatten of tv-keken. Ook hielp ik elke dag met koken. Kip met rijst en koolsoep was onze dagelijkse kost. Als ik aan My vroeg wat er verder ging gebeuren, zei ze dat ik moest wachten. Ik zou vanzelf meer horen.”
Aangerand
“Die eerste week werd ik ’s nachts vaak lastiggevallen door My’s broers. Ze zaten aan me terwijl ik probeerde te slapen en dat maakte me heel erg angstig. Omdat ik zo veel bewoog om de aanrakingen te ontwijken, moest ik het wel opbiechten aan de vrouw met wie ik het bed deelde. Zij wist niet zo goed wat ze ermee moest, we waren allebei volkomen afhankelijk van My en haar familie. Stel dat ze ons op straat zou zetten? Daarom durfden we niets concreets te doen of te zeggen. We wisselden wel van plek, wat hielp, maar ik bleef doodsbang.
Gelukkig kwamen er elke dag nieuwe mensen bij. My’s woning was al snel propvol en uit nood sliepen mensen rechtop of in de gang. Natuurlijk niet fijn voor ze, maar hoe meer mensen er waren, hoe veiliger ik me voelde omdat de broers daardoor geen kans meer kregen om me lastig te vallen.Toen My na zes weken aankondigde dat het tijd was om te vertrekken, was ik erg opgelucht. Die avond werden we met een auto naar de volgende bestemming gebracht.”
Illegaal in Rusland
“Strak van de spanning zat ik achterin: My had gezegd dat als de politie erachter kwam dat we illegaal in Rusland verbleven, we konden worden opgepakt. Halverwege onze reis werden we staande gehouden. De chauffeur verzamelde onze paspoorten en nadat iedereen vijftig dollar aan de politie had betaald, mochten we verder rijden. Ik kon het bedrag gelukkig betalen omdat mijn ouders me wat extra geld voor nood hadden meegegeven. Mijn paspoort kreeg ik echter niet terug van de chauffeur en ik durfde er ook niet om te vragen.
We reden verder, totdat we ergens diep in een bos stopten. Westerse mannen in militaire uniformen zeiden dat we allemaal moesten uitstappen en onze bagage moesten achterlaten. Eigenlijk wilde ik mijn rugzak helemaal niet afdoen, maar ik had geen keus. Achterin grote vrachtwagens werden we vervolgens naar een andere locatie gebracht. Daar gingen we te voet verder.
Toen we onze bestemming eindelijk hadden bereikt, moest ik samen met een andere jongen in de kofferbak van een auto gaan liggen. Wanhopig schreeuwden we dat de kofferbak open moest, maar niemand kwam ons helpen. Uiteindelijk, eenmaal op de bestemming, mochten we eruit. Als het iets langer had geduurd, weet ik niet of ik nog bij kennis was geweest.
Daarna werden we verder gesmokkeld naar andere Oost-Europese landen. Bij elke etappe moesten mijn ouders in Vietnam geld aan hun contactpersoon betalen. Ze wisten dus wel dat ik via Rusland naar Nederland reisde, maar zeiden later dat ze geen idee van de omstandigheden hadden.
In Berlijn kwam abrupt een einde aan mijn vlucht toen de politie een inval deed. Bevend van angst liet ik de gebeurtenissen over me heen komen. Door alles wat ik inmiddels had meegemaakt, dacht ik dat de politie mijn vijand was. Na mijn verhoor, waar ik zei dat ik vijftien was en geen familie meer had, brachten de agenten me naar een opvangplek voor vluchtelingen. Daar werd ik voor het eerst in maanden zo lief en met zorg behandeld, dat ik het bijna niet kon geloven.
Op zich had ik er best willen blijven, maar twee weken later, na een nieuwe aanranding door een onbekende man, wilde ik daar toch weg. Ik had kort contact met mijn vader gehad en hij regelde dat zijn vriend me kwam ophalen om me met de auto van Berlijn naar Nederland te brengen. Ik had hem overigens niets verteld over de aanranding: zulke dingen bespraken mijn ouders en ik niet met elkaar.”
Aangekomen in Nederland
“Na de reis van ongeveer drie maanden meldde ik me op de ochtend van 4 januari 2005 bij het politiebureau op Schiphol. Eigenlijk waren we op zoek naar een bureau waar we asiel konden aanvragen, maar omdat we dat niet konden vinden, werd het ’t politiebureau. Omdat ik nog zo jong was, werd ik naar een opvanghuis voor minderjarigen gebracht.
In eerste instantie kon ik daar alleen maar huilen. Ik verstond niemand en was echt kapot van mijn superlange reis. Maar toen ik na een paar dagen een beetje gewend was en een woordenboek kreeg, voelde ik me wat meer op mijn gemak. Ook dankzij de medewerkers en andere jonge bewoners, die heel aardig tegen me waren.
Langzaamaan vond ik mijn draai op mijn nieuwe opvangplek. Vooral toen ik na drie maanden naar school mocht en Nederlands leerde. Door mijn nieuwe vrienden voelde ik me thuis en werd de heimwee naar Vietnam minder. Met mijn ouders had ik af en toe contact.
Ze waren blij dat ik in Nederland was aangekomen en zeiden dat ik goed mijn best moest doen. Dat ik eigenlijk heel boos op ze was, omdat ik door hen zo veel ellende had meegemaakt, durfde ik niet te zeggen. Ik wist dat ze voor mijn vlucht veel geld van familie hadden geleend en zelfs een stuk grond hadden verkocht, dus ik wilde niet ondankbaar overkomen.”
Verlossend telefoontje
“In de jaren daarna bouwde ik aan mijn nieuwe leven. Via een stichting kon ik een opleiding voor schoonheidsspecialist volgen en op mijn achttiende ging ik zelfstandig wonen. Mijn hondje Bim en kat Musy werden mijn nieuwe familie, net als al mijn vrienden.
In de tussentijd probeerde ik een verblijfsvergunning te krijgen. Via een advocatenkantoor kwam ik met mijn advocaat in contact, die me voor slechts een kleine bijdrage aanbood te helpen. Al heb ik die uiteindelijk nooit hoeven betalen omdat ze iedere keer zei: ‘Vergeet het maar.’ Daar ben ik haar nog steeds erg dankbaar voor. Steeds diende ze een nieuw verzoek in, waardoor ik nog niet terug hoefde naar Vietnam.
En na vijf jaar kreeg ik eindelijk het verlossende telefoontje: mijn verblijfsvergunning was rond. Ik mocht in Nederland blijven! Dolgelukkig maakte ik een lijstje met toekomstplannen: een rijbewijs halen, een auto kopen, een schoonheidssalon openen… Door keihard te werken, is het me allemaal gelukt, waar ik natuurlijk supertrots op ben.”
Terug naar huis
“Eind 2018 ging ik een kleine week terug naar Vietnam. Dat was een bijzondere ervaring, ik kon niet geloven dat ik na al die jaren eindelijk weer thuis was. Ik ontmoette vriendinnen van vroeger. Alleen waren we na al die jaren uit elkaar gegroeid. We waren heel verschillend, ik kon niet meer goed met ze praten. We denken verschillend, ik ben te veel verwesterd.
Ook ontmoette ik mijn familie. In tranen omhelsde mijn broertje mij, maar bij mijn ouders merkte ik een afstand. Ze konden me niet omhelzen en hadden ook moeite om hun emoties te uiten. Dat was voor mij best moeilijk. Ik was lang boos op ze geweest, maar vroeg me af of zíj́ wel blij waren om mij weer te zien.”
Koud en harteloos
“Een buurvrouw van mijn ouders vertelde echter dat mijn moeder na mijn vertrek elke dag had gehuild. Blijkbaar vond ze het vreselijk dat ik er niet meer was, maar had ze zich sterk gehouden voor haar gezin en voor mij. Toen ik dat hoorde, veranderde er iets in me. Jarenlang had ik mijn ouders als koud en harteloos gezien, maar opeens begreep ik dat zij voor hun gevoel niet anders konden.”
Thi Yen Dong met ouders en broertje nu. Beeld Privébeeld
“Er echt over gepraat hebben we nooit, dat kunnen ze gewoon niet, maar voor mij was het goed zo. Ze hadden mij de beste kans op een goede toekomst gegeven en daar zal ik ze, ondanks alles wat ik heb meegemaakt, altijd ontzettend dankbaar voor blijven. Natuurlijk was het zwaar wat ik heb meegemaakt, maar ik leid nu wel het leven dat ik zo graag wilde. En dat is voor mij het mooiste geschenk ooit.”
Betere toekomst
“Ik kwam naar Nederland voor de kans op een betere toekomst. Dat ik daarbij zo veel ellende zou meemaken, had ik niet verwacht. En als mijn ouders dit van tevoren hadden geweten, hadden ze me nooit op het vliegtuig gezet. Zes jaar geleden zou ik hebben gezegd dat het ’t niet waard was: de ellende, het leven in angst, geen waarde en geen toekomst hebben. Maar nu zeg ik: ja, het was het waard.
Ik ben gelukkig en mijn droom is uitgekomen. De ware liefde heb ik nog niet gevonden, maar het belangrijkste is dat ik gelukkig ben met wat ik heb bereikt en met wat ik nu heb. Ik voel me een mens: ik kan werken en ik kan mijn leven zelf bepalen. En het belangrijkste is dat ik dezelfde rechten heb als een normale burger.”
Tekst: Renée Brouwer
Beeld: Lidian van Megen
Thi Yens hele verhaal is te lezen in haar boek De weg, dat nu online te koop is.
Bron: Flair, 10.01.2025
Direct link: https://caidinh.com/Archiefpagina/Cultuurmaatschappij/thiyenvluchttenaarnederland.html