Vietnamees in Parijs


Viet Thanh Nguyen schrijft een geslaagd vervolg op zijn succesdebuut,
waarin hij meesterlijk speelt met identiteiten

.

Viet Thanh Nguyen spaart niet één heilige koe
in meeslepend boek vol ironie, satire en absurdisme.

.

Wanneer een debuutroman een reeks literaire prijzen krijgt, met de Pulitzerprijs als ultieme bekroning, en wanneer er meer dan 1 miljoen exemplaren van worden verkocht, komt de schrijver meteen in de schijnwerpers te staan. Het overkwam de Vietnamees-Amerikaanse Viet Thanh Nguyen, auteur van De sympathisant. Niet alleen zijn naam bleef hangen. Ook zijn hoofdpersoon, een dubbelagent wiens beroepseer eist dat hij zelfs zijn naasten verraadt, maakte een blijvende indruk. Wat zou deze fascinerende figuur, een man met een ironische blik op zijn eigen veelbewogen leven en op de mensen die hij onderweg tegenkomt, nog meer hebben uitgevoerd?

Het is niet zonder risico om een vervolg te schrijven op een geslaagd debuut. Maar die overweging heeft Nguyen er niet van weerhouden om zich aan Vietnamees in Parijs te wagen. Het is een roman die ook zonder kennis van de voorganger makkelijk te volgen is.

Een cynisch spel met stereotypen

De 37-jarige verteller, nog altijd getraumatiseerd door zijn ervaringen in een Vietnamees heropvoedingskamp, belandt kort na 1980 als asielzoeker in Parijs, waar hij en zijn lotgenoten worstelen met allerlei vragen. Hoe moet je je aanpassen bij de Parijse cultuur als je van buiten Europa komt, Frans spreekt op een manier die net goed genoeg is om te worden begrepen en slecht genoeg om te worden geminacht?

Nguyen speelt een cynisch spel met stereotypen waarvan vooral Fransen en Amerikanen de dupe zijn. Het verschil tussen de ‘Amerikaanse cowboy-kapitalist met zijn dikke buik’ en ‘de slanke Franse kosmopolitische kapitalist’ is volgens de verteller dat het ‘de lelijke Amerikaan niet kan schelen wat hij eet als hij er maar te veel van eet, vooral gigantische lappen bloederig rood vlees’, terwijl ‘de chique Fransman de voorkeur geeft aan de verfijnde wreedheid van foie gras.’

Aziaten spaart hij ook niet: ‘Ook bij onze criminele activiteiten zijn we discreet en beleefd. We doen onze schoenen uit als we ergens binnenkomen en we werken lichaamsdelen kalm en keurig weg.’

Dan volgt er een abrupte gedachtesprong, niet ongewoon voor deze verteller: ‘Landen, geen enkele uitgezonderd, ruimen de hele tijd lichaamsdelen op. Hoe zullen we anders met onszelf kunnen leven zonder het massa-­graf van de vergetelheid?’

Weerzin jegens de fransen

Eenmaal in Parijs komt de hoofdpersoon terecht bij een Frans-Vietnamese ‘tante’, die niet eens zijn echte tante is. Bij haar ontmoet hij een groep linkse intellectuelen die hem stimuleren in zijn ideeën over kolonialisme, kapitalisme, communisme, revolutie, staatsrepressie en dergelijke, ideeën die over elkaar heen buitelen. Veel ervan komen neer op hilarische generaliseringen, maar met een kern van waarheid. Zo heeft hij het over ‘kolonialisme, dat beter klonk in vertaling: la mission civilisatrice. Alles klonk beter in het Frans, verkrachting, moord en plundering incluis.’

Gaandeweg ontmaskert de verteller zijn dubbele gevoelens van weerzin jegens, maar ook bewondering voor de Fransen.

Al gauw raakt hij betrokken bij een gangsterbende, krijgt hij de kans om veel geld in de drugshandel te verdienen, maar ook iemand te zijn, weliswaar alleen in de onderwereld. Een plaats in de bovenwereld wordt hem en zijn soort immers nooit gegund.

Hij raakte al vroeg zijn thuis kwijt toen zijn Vietnamese moeder overleed. Zijn vader, een Franse priester die misbruik van zijn moeder heeft gemaakt, met zijn geboorte als resultaat, heeft hem nooit erkend. Zijn verwekking stond al in het teken van geweld en nu raakt hij ook zelf erin verstrikt. Onder- en bovenwereld overlappen wanneer de vrienden van ‘tante’ ook zijn klanten worden. Net als toen hij nog spion was, wordt hij opnieuw ‘een man met twee gezichten, welk gezicht liet ik mezelf zien en welk aan hen?’

Een verdwaalde communist

Dubbelheid zit ook in zijn identiteit van ‘bastaard’ én migrant. En van communist, verdwaald in de wereld van het kapitalisme.

Meegesleept door de voortdenderende vertelstijl – geladen met satire, ironie en absurdisme – ga je als lezer mee in een snelstromend verhaal waarin niet één heilige koe wordt gespaard. De vaart is mede het gevolg van ontbrekende aanhalingstekens, waardoor de woorden van personages en verteller al gauw niet meer van elkaar te onderscheiden zijn. En door de lange, zwiepende zinnen, soms wel van acht pagina’s lang, door de betoverende taalvirtuositeit, die in de vertaling uitstekend tot zijn recht komt, en door een spervuur van ideeën en verwijzingen naar een rits schrijvers en filosofen.

Het is een compact boek, jawel, maar vol vertelplezier, want dat Nguyen én zijn alter ego genieten, is niet alleen duidelijk, het werkt uiterst aanstekelijk. Het boek geeft te denken over kwesties als uitbuiting en vernedering, over vluchteling en migrant zijn, en hoe het bestaan van ieder mens wordt getekend door een identiteit, die wordt opgeplakt of je wordt afgenomen.

***

Viet Thanh Nguyen

Vietnamees in Parijs

Vert. Paul Bruijn, Molly van Gelder
Marmer; 397 blz. € 24,99

Annemarié van Niekerk

Uit: Trouw, 01.06.2022

***

Over de auteur

.

Viet Thanh Nguyen is geboren in Vietnam en vluchtte op zesjarige leeftijd met zijn ouders naar Amerika. Hij doceert Engelse en Amerikaanse studies en etniciteit aan de universiteit van Zuid-Californië. Met zijn debuutroman De sympathisant won hij de Pulitzer Prize (2016) evenals vele andere prijzen, zoals de Dayton Literature Peace Prize, de Edgar Award en de Carnegie Medal. Ook in Nederland is De sympathisant alom geprezen, onder andere in Trouw, De Groene Amsterdammer en Vrij Nederland, en kreeg 5 sterren in de Volkskranten NRC Handelsblad. In 2018 versscheen de verhalenbundel De vluchtelingen, die eveneens zeer lovende recensies ontving.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.


Cái Đình - 2022