Uyên Lu


Over leven… (3)

 

Kom ik net thuis van een lange werkdag, gaat de telefoon. Het is mijn zus uit Sydney. Ze verontschuldigt zich voor het feit dat ze slecht nieuws voor mij heeft. Onze oma in Vietnam is vannacht overleden. Ze houdt het kort want het is nog maar 4 uur in de ochtend in Down Under.

Met de telefoon nog in mijn hand staar ik naar buiten. Het is nog steeds somber en koud in januari. Dankzij schaatsen, een sport die ik dit seizoen heb ontdekt, is deze winter iets dragelijker dan anders. Maar nu alle feestdagen voorbij zijn, voelt het toch ongemakkelijk aan.

Ik leg de telefoon neer en denk na over het zojuist ontvangen bericht. Het valt mij op dat ik zo kalm blijf. Hoe verontwaardigd ik was toen ik van de dood van Theo van Gogh hoorde! En hoe diep bedroefd ik was toen de volle ernst van de tsoenami tot mij doordrong. Maar nu mijn lievelingsoma dood is, voel ik nauwelijks iets.

Het slaat natuurlijk nergens op maar ik hoor mijzelf rekenen. Vorig jaar november woon ik 24 jaar in Nederland. Mijn oma had ik minstens 3 jaar daarvoor niet gezien. In totaal was het dus 27 jaar geleden dat ik haar voor het laatst zag. Wat weet ik nog van haar?

…Ik was acht toen ik voor het eerst op bezoek ging bij mijn grootouders, zo’n beetje 32 jaar geleden. Van Saigon vlogen mijn ouders en ik naar Da Nang en van daaruit met een busje naar Tam Ky. Een reis van ruim een halve dag inclusief een tussenstop en heel wat keren wachten.

Tam Ky was een klein maar uitgestrekt dorp in Midden-Vietnam. Mijn grootouders woonden aan een drukke straat met een herenkapsalon aan huis. Mijn oma, gekleed in traditioneel plattelandskledij, kwam net de keuken uit toen wij binnenkwamen. Ze vloog op mij af en hield mij zo stevig vast alsof ze bang was dat ik weer weg zou gaan. “Kind, hoe is het met je? Eet je wel goed? Je bent zo mager!”. Ze tilde mij op om haar woorden kracht bij te zetten, en daarna wendend tot mijn ouders: "Ze is zo licht als een veertje! Passen jullie wel goed op mijn kleine meid?”.
Voordat mijn ouders iets terug konden zeggen, trok mijn oma mij al richting de deur. Mijn opa riep nog na dat ik moest bijkomen van de lange reis maar het was vergeefs…

Voor ik het wist, stond ik met oma midden op de markt. Op zich geen onbekend verschijnsel maar onder de felle namiddagzon van Tam Ky zag alles er toch heel “exotisch” uit. Achter de grote manden met keurig en kleurig opgestapelde groenten en fruit zag ik veel rimpelige gezichten. Ze veerden overeind om mijn oma te begroeten. Betelnoten kauwend en druk gebarend praatten de marktkoopvrouwen in rap dialect en ze keken ondertussen steeds naar mij. Om aan de overdadige aandacht te ontsnappen verschool ik mij half achter de brede rug van mijn oma. Af en toe beantwoordde ik timide de vragen, in mijn beste Algemeen Beschaafd Vietnamees.

Mijn oma stelde mij aan iedereen voor en liet mij de hele markt zien. Ze bestelde ondertussen allerlei gezonde hapjes, lekkernijen en zag erop toe dat ik die opat. Hoe kieskeurig ik Saigon ook was met eten, daar in Tam Ky liet ik mij tot mijn eigen verbazing alles goed smaken. Tegen de tijd dat wij de laatste kramen bereikten, zei ik tegen oma dat ik zo vol zat dat ik haast niet meer naar huis kon lopen… Haar ogen glansden en ik werd beloond met een stevige knuffel.

Later toen ik naar de middelbare school ging ontdekten we dat we allebei een grote voorliefde hadden voor poëzie. Wanneer ze bij ons kwam, las ik mijn oma voor. Van klassiek tot eigentijdse werken. En als ik bij haar was, nam ze mij weer mee naar de markt. Want broodmager bleef ik.

Ik ben niet boos, noch verdrietig. Mijn oma is er niet meer maar ik heb er vrede mee, want haar liefde leeft voort in elke vezel van mijn lichaam. Het overstijgt de jaren en zoals nu blijkt, ook de dood.


4 januari 2005

Uyên Lu


Cái Đình - 2005