Uyên Lu


Over leven… (1)

Normaal gesproken ben ik een koukleum. Bij elk tochtje begin ik al te niezen. De natte en winderige herfst kan mij niet snel genoeg voorbij gaan evenals een rampzalig strenge winter.

Wat bezielt mij dus om op deze bijna bejaarde leeftijd alsnog met alle geweld te willen leren schaatsen?

Komt het soms door Gretha Smit die met haar – zoals een van haar bewonderaars het verwoordt – “erotische manier van schaatsen” mij heimelijk doet verlangen naar bewonderende blikken?
Maar had ik dan niet beter kunnen kiezen voor zwemmen (mijn favoriete sport) met Inge de Bruijn als het grote voorbeeld?
Vast staat dat ik het nauwsluitende schaatspak, dat elke zichzelf respecterende schaats(st)er hierin schijnt te moeten hijsen om sneller te kunnen rijden (?), verfoei. Ook de massahysterie bij het aanbreken van het schaatsseizoen kan mij gestolen worden. Om over de ijskoorts van een Elfstedentocht maar helemaal te zwijgen…

Ik zou dus niet weten waarom.

Een jaar of acht geleden deed ik al een poging. Ik gaf mij op voor de bedrijfsschaatscursus, georganiseerd door de personeelsvereniging. In de bedrijfspauze konden we snel heen en weer naar de ijsbaan gaan om het schaatsen onder de knie te krijgen. Voorzichtig informeerde ik van tevoren of deze cursus ook geschikt voor mij was, omdat ik nog niet kon schaatsen. Maar ik hoefde mij niet ongerust te maken, want er was ook een beginnersgroep waar ik mij vast bij kon scharen.

Ik heb het geweten. Alle beginners van de beginnersgroep zoefden mij een voor een voorbij.
Negen pauzes van anderhalf uur verder en wat had ik bereikt? Een halve baan zonder “rollator”, zoals mijn collega’s het bekende ijzeren looprek liefkozend noemden, en een flinke voorsprong op iedereen die straks samen met mij in het bejaardenhuis belandt.

Enfin, het schaatsseizoen eindigde zeer onbevredigend. Ik nam mij heilig voor om het volgende seizoen mijn droom waar te maken. Want ik zou en moest kunnen schaatsen.

Mijn zoontje werd in de herfst van dat jaar geboren. Mijn dochter was net twee jaar oud. Twee kinderen in de luiers, een baan van vier dagen en een full time werkende man vormden niet de ideale basis voor een solide “schaatscarrière”. Ik stelde mijn droom uit. Maar de kriebels bleven iedere winter terugkomen.

Anno 2004 meld ik mij opnieuw aan voor de bedrijfsschaatscursus. De fysieke conditie raakt weliswaar achterop maar de sociale omstandigheden zijn aanzienlijk verbeterd. Ik kan mij zelfs een paar extra privé schaatslessen veroorloven.

Naar het “waarom” van mijn droom gis ik niet meer. De Freudiaanse psycho-analyse bewaar ik voor later, wanneer ik achteloos mijn handen op de rug zo’n beetje 40 rondjes binnen een uur heb afgewerkt.

Nu hou ik mij bezig met het “hoe”. Hoe ik vooruit kom op de schaats zonder hulp van wie of wat dan ook. Al betekent dat ongetwijfeld tientallen keren pijnlijk onderuit gaan, onder ogen van honderden snelle, strakke en vooral intimiderende schaatspakken…

Ik zou gewoon moeten kunnen schaatsen. Het liefst voor deze winter nog!

31 oktober 2004


Over leven… (2)

Theo van Gogh is dood. Vermoord! Op een gruwelijke, beestachtige manier. Uit naam van Allah. Ik krijg er koude rillingen van.

Theo’s taalgebruik en uitspraken naar bepaalde groeperingen in onze samenleving maakten hem in die kringen niet erg geliefd. En om heel eerlijk te zijn heb ik zelf ook veel moeite met zijn uitlatingen. Veel van zijn columns hadden bijvoorbeeld onze website www.caidinh.com niet gehaald vanwege het gebrek aan respect ten opzichte van zijn medemensen. Maar moet hij daarom dood? En op zo’n afschuwelijke manier?

Ik word er somber van. Want na zo’n daad begint iedereen iets te roepen. Niets roepen is erg maar iets verkeerds roepen is mijns inziens nog erger. Oorlogszuchtige uitspraken vliegen rond als granaatscherven. Ze raken een heleboel mensen behalve de juiste. Ook verbaas ik mij erover dat er opeens wel extra geld beschikbaar is om het terrorisme te bestrijden. Hadden we tot nu toe dat geld niet moeten investeren in het voorkomen daarvan?

En het klinkt vast egoïstisch maar de gehele gebeurtenis werkt als een domper op mijn schaatsvreugde. Ik heb namelijk de avond ervoor mijn eigen schaatsrecord verbeterd. Ik heb 5 rondjes geschaatst! De les daarvoor kon ik nog amper op de schaatsen staan, en nu al 5 rondjes, geheel zelfstandig. Weliswaar binnen een uur en een kwartier. Maar goed uitgerekend is dat 2 kilometer lang! Het leven wordt eindelijk leuk, dacht ik. En dan gebeurt dit!

Ineens heb ik het. De mensen schaatsen gewoon te weinig. Of ze hebben het schaatsen nog niet ontdekt. Daardoor ervaren ze te weinig levensvreugde. De herfst en de winter zijn de seizoenen bij uitstek om sikkeneurig te zitten doen. Om alle duistere plannen uit te broeden en uit te voeren. Maar op de ijsbaan houdt de friskoude lucht je hoofd koel terwijl je hart verwarmd wordt bij elke 400 meter. Voor de oververhitte extremisten die gemakkelijk in kille moordenaars kunnen veranderen biedt schaatsen het perfecte tegenwicht. Zouden we de flappen geld waarmee onze minister afgelopen dagen zwaaide, niet beter kunnen gebruiken om deze mensen een abonnement te geven voor de dichtstbijzijnde ijsbaan?

Het prettige neveneffect is dat deze mensen op de ijsbaan gelijk leren om respect te hebben. Respect voor mensen die net iets sneller, beter en eleganter kunnen. Want die zijn er altijd.
Maar je leert daar ook trots te zijn op jezelf. Op iedere vooruitgang die je “eigenbenig” hebt weten te bereiken. Mijn ervaring is dat veel extremisten aan een minderwaardigheidscomplex lijden, want ze durven doorgaans nooit iets uit eigen naam te doen, altijd uit die van iemand anders.

Ik ga dit voorstel maar gauw indienen bij onze eerdergenoemde minister, want ik zie er twee belangrijke voordelen in. De depressief makende winter gaat sneller voorbij zonder nog meer slachtoffers te eisen. En ik kan weer onbevangen mijn schaatsvreugde beleven zonder bang te zijn dat mensen mij als een egoïst gaan bestempelen.


6 november 2004,

Uyên Lu


Cái Đình - 2004