Gerben van ‘t Hof
Kim Phúc over haar leven na de dramatische foto van Vietnam 1972
Interview Kim Phúc, ambassadrice voor Unesco

De oorlogsfoto uit juni 1972 veranderde Kim Phúcs leven voorgoed. Het 9-jarige ‘napalmmeisje’ van toen woont inmiddels met man en twee zoons in Canada en zet zich in voor oorlogsslachtoffers.
Als 9-jarig meisje rent Kim Phúc schreeuwend van de pijn en angst uit haar dorp in Vietnam na een aanval met napalm. Het levert een van de aangrijpendste en bekendste foto’s ooit op. Nu zet het ‘napalmmeisje’ zich in voor oorlogsslachtoffers. Tijdens een bezoek aan Nederland vertelt ze over haar leed én haar hoop.
Phan Thi Kim Phúc ademt levenslust. Iedereen krijgt een knuffell van haar. Ze schaterlacht om de haverklap. Het past bij haar naam, die gouden geluk betekent. Terwijl het Ieven van de Vietnamese veel zwarte bladzijdes kent. Even is de nu 51-jarige Kim in Nederland, op uitnodiging van de Stichting War Requiem - Bridge to the Future. In Arnhem stroopt ze een mouw op: Haar linkerarm lijkt net een rollade. De huid is weggevreten door klodders van de chemische napalm, waarmee het Amerikaanse leger tijdens de Vietnamoorlog in de jaren '74 haar dorp bestookt.
“Nog altijd verrek ik regelmatig van de pijn,' vertelt Kim. “Veertien jaar geleden ben ik gestopt met het slikken van pijnstillers. Want ik beschouw mijzelf niet als ziek. Maar het gevolg is dat ik met die pijn moet leren leven."
Als meisje vervloekte Kim haar littekens. “Ik leefde met de gedachte dat ik nooit een vriendje zou krijgen. Dat ik nooit zou trouwen en dus nooit moeder zou worden. Ik had vrijwel geen zelfrespect. Bij gesprekken zag ik altijd de blikken langs mijn littekens glijden. Het is een wonder dat ik hier zit. Ik heb zo vaak op het punt gestaan zelfmoord te plegen.” Zelfs haar moeder schaamde zich voor Kim. “Ze wilde niet dat ik zou trouwen. Een huwelijk is iets intiems. Je deelt elkaars pijn. Mijn moeder wist hoeveel pijn er in mij schuilde. Ze zag al zoveel huwelijken stranden en wilde mij voor dat leed behoeden. Bovendien was ze bang dat ik vanwege de napalm een misvormd kindje zou krijgen.”
‘Ik spoor mensen aan een goed voorbeeld te zijn’
Kims leven neemt in juni 1972 een dramatische wending. Noord Vietnamese troepen zijn haar dorp Trang Bang binnengetrokken en leveren er hevig strijd met de door de Amerikanen gesteunde militairen uit het zuiden van het land.
Plotseling tuimelen bommen uit een vliegtuig. De grond schudt. Vuurspetters vliegen in alle richtingen. Kims arm staat in brand. De napalm, een mengsel van benzine, nafteenzuur en palmitraat, vreet zich door haar kleren en huid.
De dan 9 jarige Kim veegt de vellen van haar lijf. De paardenstaart van het meisje is verschroeid. Een vernietigende pijn trekt door haar huid en spieren. In shock rent ze de hoofdweg af. Twee van haar jongere broertjes zijn dan al dood. Haar oudere broer Thanh Tam loopt huilend voor haar. Kim heeft niet in de gaten dat de Zuid-Koreaanse fotojournalist Nick Ut een foto van haar maakt. Kort nadat hij afdrukt, verliest ze het bewustzijn. “Toen ik die foto voor het eerst zag, wilde ik dat zij nooit genomen was," zegt Kim. “Mijn naaktheid. Op die weg. Dat gehate moment in de Vietnamoorlog.”
Studeren
De gruwelijke foto speelt een rol in het besluit de Amerikaanse troepen terug te trekken uit Vietnam. De communisten grijpen de macht en op 30 april 1975 is de oorlog afgelopen. Kim gaat medicijnen studeren, maar het regime slaat haardroom aan diggelen. Ze zetten haar in als propagandamiddel. Westerlingen worden ingevlogen. Kim moet hen vertellen over het leed dat de slechte Amerikanen haar hebben aangedaan.
De Vietnamese ambtenaren leggen woordelijk vast wat zij zegt. Kim lacht vriendelijk en speelt haar rol. Maar van binnen knaagt de woede aan haar. “Ik zocht wanhopig naar de zin van het bestaan," zegt ze nu. “Ik liep rond met de vraag waarom ik nog leefde. Wat mijn doeI in het leven was. Waarom ik moest lijden?Keer op keer op keer."
Op zoek naar rust gaat Kim naar de bibliotheek, waar ze naar een bijbel grijpt. Ze leest. De tekst pakt haar. “Het was het keerpunt in mijn. leven. Ik leerde vergeven. Van de communisten die mij gebruikten als propagandamiddel tot de Amerikaanse militair die opdracht gaf de bommen op mijn dorp te gooien."
Het geloof brengt Kim niet alleen geestelijke voorspoed. Ook privé gaat het de Vietnamese voor de wind als zij in 1982 alsnog mag studeren in Cuba. Ze ontmoet er Buy Huy Toan, die ook uit Vietnam komt. Ze trouwen en gaan op huwelijksreis naar Moskou. Op de weg terug naar Cuba maakt hun vliegtuig een tankstop in Canada. De twee keren niet meer terug aan boord en vragen politiek asiel aan. “Mijn moeder heeft het mis gehad. Want ik kregen een fantastische echtgenoot en twee zonen.
Oorlogsslachtoffer
Thuis in Canada zorgt Kim nu voor haar ouder. Met haar Kim Foundation zet zij zich in voor de kinderen die oorlogsslachtoffer of achtergesteld zijn. Verder is ze onderwijsambassadrice voor de VN-organisatie Unesco. “Waarom ik me vooral tot kinderen richt? Omdat ik begrijp hoe moeilijk het is als een kind lijdt. Ik weet hoe emotionele en lichamelijke pijn hun leven kan ruïneren. Daarom spoor ik mensen al op jonge leeftijd aan om een goed voorlbeeld voor anderen te zijn. Dat doe ik met de foto in mijn hand: dat kleine meisje hier kan het. Dus jullie kunnen het.Maak het verschil door te leven in liefde, hoop en vergiffenis. Als je kwaad met kwaad vergeldt, liggen uiteindelijk beide partijen in puin. Bestrijd het kwaad met liefde en je zult zien dat de liefde zal winnen." De ogen van Kim stralen onder haar piekfijn verzorgde wenkbrauwen. “Soms vinden mensen het moeilijk te geloven dat ik zo positief in het leven kan staan. Hoe kun je nu vergeven als je zoveel ellende hebt meegemaakt? Dat het kan, kunnen ze aan me zien. En het is te zien aan het werk dat ik doe.”
Er is nog veel werk te verzetten, bekent Kim “Het is hartverscheurend om te zien hoeveel brandhaarden er op dit moment in de wereld zijn. Toch verlies ik nooit hoop. Hoe meer oorlogsfoto's ik zie, hoe harder mijn roep om onze kinderen te beschermen. Daar ga ik mee door tot ik de hemel kom.”
Gerben van ‘t Hof
Uit: AD, 20/09/2014