Wim Klaassen
Hoorn centrum voor Vietnamezen
Misschien in 2005 maar in ieder geval het jaar daanna zal Hoom de primeur hebben van een woongemeenschap voor Vietnamese senioren. De ouder geworden Vietnamese bootvluchtelingen kunnen er hun laatste levensjaren in redelijke welstand, in ieder geval in welzijn, genieten. Het is niet toevallig dat Hoorn, zichzelf afficherend als hoofdstad van West-Friesland, deze nieuwe voorziening binnen zijn grenzen krijgt. Want Hoorn is als sinds het begin van de jaren tachtig de gemeente met de meeste Vietnamese inwoners.
Hoe kwam dat? Anneke van Dok-Van Weele, nu burgemeester van Vlissingen, maar van 1979 tot 1984 wethouder van Hoorn, herinnert het zich bijna als de dag van gisteren. In een vloed van woorden vertelt ze van de motie-Evenhuis waarin de Tweede Kamer zich uitsprak over decentrale huisvesting van bootvluchtelingen. Dus niet automatisch de vluchtelingen samenbrengen in een vroeger klooster of in een ander groot gebouw waarin je gemakkelijk veel vluchtelingen kon herbergen, maar de vluchtelingen zo gauw mogelijk opvang en huisvesting bieden in een plaatselijke gemeenschap.
De gemeente Hoorn werd, aldus Anneke van Dok, uitgenodigd een van die eerste,
zogenaamde contingenten vluchtelingen op te vangen. Hoorn was een groeikern,
bedoeld om de woningnood van Amsterdam te helpen lenigen, en het kreeg daarom
de mogelijkheid veel meer huizen te bouwen dan nodig zouden zijn voor de eigen
burgers. Purmerend was een soortgelijke gemeente en het ook veel kleinere Bovenkarspel
bouwde woningen voor Amsterdamse woningzoekenden. In die opzet zouden in Hoorn
Vietnamese bootvluchtelingen kunnen worden ingepast, mits aan allerlei voorwaarden
zou worden voldaan om de gemeente niet op te zadelen met extra lasten.
Oecumenische werkgroep
Maar het duurde wel even voor het zo ver was. Er waren veel schermutselingen
in vergaderingen voor nodig eer Hoorn de eerste Vietnamese bootvluchtelingen
kon begroeten. Het initiatief kwam niet van de gemeentelijke politiek, maar
van een oecumenische werkgroep. Die schreef het op 13 juli 1979 dat Hoorn zich
toch ook over bootvluchtelingen zou moeten ontfermen. De gemeentelijke adviescommissie
huisvesting had daar pas na heel wat discussies oren naar. Maar, vond de commissie,
laten we ons beperken tot 25 gezinnen, mits er een extra leerkracht komt voor
taalonderwijs, mits voldoende vrijwilligers worden gevonden voor begeleiding
van de vluchtelingen en ook pas na overleg met huisartsen en tandartsen. De
gemeenteraad sloot zich op 14 augustus 1979 bij de commissie aan, met als aanvullende
voorwaarde dat het Rijk met geld over de brug zou komen. Maar dat hebben we
niet, zo liet het toenmalige ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk
Werk (CRM) weten. Nog even kwam ter sprake dat andere gemeenten in oostelijk
West-Friesland Hoorn met opvang van Vietnamezen te hulp zou komen. Maar ook
dat lukte niet. De oecumenische werkgroep hield vol en kwam met het voorstel
samen met de gemeente, ieder voor de helft, voor een paar jaar de kosten te
dragen van een beroepskracht die de vluchtelingen in Hoorn zou kunnen begeleiden.
Het gemeentebestuur ging daar niet op in.
Motie-Evenhuis
Het door goede wil geleide gesteggel in politiek Hoorn en het soms toch wel
wat botte 'nee' van CRM zouden waarschijnlijk nooit tot iets positiefs hebben
geleid, als niet de Tweede Kamer de motie-Evenhuis had aangenomen waarin er
voor gepleit werd de vluchtelingen niet langer, zoals gebruikelijk was, voor
een half jaar of langer samen te laten zijn in een opvangcentrum, maar ze snel
in grote aantallen naar gemeenten te brengen. Dat zou hen gemakkelijker deel
van de plaatselijke gemeenschap laten zijn. En daar had CRM wel geld voor. Zeer
beperkte opvang in een centrum zou immers kosten besparen en dat geld kon aan
de nieuwe vorm an opvang en huisvesting worden besteed. De bereidheid vluchtelingen
op te vangen die Hoorn in zijn contacten met CRM had getoond, leidde er toe
dat Hoorn gevraagd werd in de nieuwe opvang als eerste kerngemeente te fungeren.
"Dat willen we wel", sprak wethouder Anneke van Dok, "maar dan
moet het meteen wel om behoorlijke aantallen gaan. Dan immers hebben we de middelen
om een behoorlijke organisatie op poten te zetten." En die aantallen kwamen.
Coördinator
In de vier mappen met verslagen die uit het gemeentelijk archief opdoken, worden data en aantallen vluchtelingen genoemd, die later niet altijd blijken te kloppen met wat tenslotte de werkelijkheid werd. Dat getuigt niet van slordigfeid, maar van soepelheid. Je kunt met ontheemde mensen voor wie een nieuwe organisatie wordt opgezet en met wie en waarmee ervaring moet worden opgedaan, nu eenmaal niet altijd werken volgens strakke regels. Hoorn was plooibaar, ook naarmate middelen en mensen beschikbaar kwamen om de opvang tot een succes te kunnen maken. Er moesten tijdig leerkrachten en leermiddelen komen voor de leerplichtige vluchtelingen, maar ook voor de ouderen die wegwijs moesten worden gemaakt in de Nederlandse samenleving. En waar haal je tolken vandaan? En vrijwilligers? En vind maar eens een coordinator met de deskundigheid en het inlevingsvermogen om te laveren tussen mensen en belangen, tussen beroepskrachten en vrijwilligers, tussen gastgezinnen en bootvluchtelingen.
Die coördinator kwam er in de persoon van Joop Donders. Zijn functioneren en de gehele begeleiding van de bootvluchtelingen werden mogelijk gemaakt door een zogenaamde faciliteitenregeling. Die had heel wat om het lijf maar de financiele kern ervan was dat gemeenten, dus ook Hoorn, voor de eerste tien vluchtelingen 6000 gulden (bijna 2730 euro per persoon kreeg en voor elke volgende 5000 gulden. Natuurlijk moest elk kwartaal aan CRM rapport worden uitgebracht over de financiën, maar meer nog over de opvang en begeleiding van de vluchtelingen. Eind 1981 kwamen de eerste groepen vluehtelingen naar Hoorn en op 1 april 1985 zat het werk voor Joop Donders er op. Het project was beëindigd, zoals dat formeel heet. De bootvluchtelingen werden genoeg ingeburgerd geacht. Ze hadden in de organisatie van Donders al langere tijd door middel van een eigen stichting hand- en spandiensten verleend. En bovendien was er de zekerheid van nog drie jaar, weliswaar in deeltijd, begeleiding door een maatschappelijk werker. CRM gaf daar 125.000 gulden voor.
In zijn eindverslag geeft Joop Donders per periode de aantallen vluchtelingen.
Tussen 22 september en 31 december 1981 kwamen 98 Vietnamese vluchtelingen naar
Hoorn, atkomstig uit de opvangcentra Leerdam en Callantsoog. In het eerste halfjaar
1982 kwamen er 106 uit Groesbeek, De Steeg en Baarle Nassau. In het tweede kwartaal
1984 negentien uit de opvang in Apeldoorn en in het vierde kwartaal van dat
jaar nog vier. Met gezinshereniging en gezinsuitbreiding samen woonden er op
1 april 1985 275 Vietnamezen in Hoorn, daarbij meegerekend drie gezinnen die
in de naburige gemeente Wognum woonden, gebruik makend van de faciliteiten in
Hoorn.
Werk, studie en problemen
In zijn verslag van het toen voor Nederland nieuwe project voor de opvang van Vietnamese bootvluchtelingen dat nog geen vier jaar duurde, geeft Joop Donders in 1985, uiteraard zonder hun namen te noemen, beknopt weer wat met de Vietnamezen tijdens hun verblijf in Hoorn zoal gebeurde.
Veel Vietnamezen, schrijft hij in zijn eindverslag, maken gebruik van de mogelijkheden van seizoenarbeid. Een heeft een vaste baan in Amsterdam, twee zijn een eigen bedrijf begonnen, twee anderen willen restaurant beginnen. Enkelen zouden graag zelfstandig een schoenmakerij, een winkel, een kapsalon openen, maar het ontbreekt hun opleiding, ervaring, geld. Veel bootvluchtelingen studeren: universiteit, HBO, HTS, MTS, Grafische School, Zeevaartschool, Streekschool Beroepsonderwijs.
En natuurlijk hebben zich in de bijna vier jaar van het project ook problemen
voorgedaan. Onderlinge bedreigingen, ruzies binnen de wooneenheid. Dat laatste
klinkt wat vaag, maar veel Vietnamezen woonden niet in het verband van het gezin,
omdat ze nu eenmaal niet als gezin naar Nederland kwamen. Dus moesten vogels
van verschillende pluimage onder hetzelfde dak worden gebracht. Als dat niet
meer boterde, werden dergelijke groepjes uit elkaar gehaald.
Heimwee
Ook kwam het voor dat buren over de Vietnamezen klaagden. Sommigen verklaarden juist van Amsterdam naar Hoom te zijn verhuisd, omdat ze langer buitenlanders als buren wilden. ‘En nu wonen toch weer buitenlanders naast ons.’ Ook klaagden buren over nachtelijk lawaai. De Vietnamese boosdoeners verklaarden daar over dat ze in hun heimwee de familie in Vietnam dikwijls niet konden slapen. Ze zetten daarom maar de radio aan, maar 's nachts draagt het geluid ver. Dat heimwee kon worden versterkt als er geen enkel uitzicht was op hereniging met de familie die in Vietnam was achtergebleven, of met familie elders in de wereld. Nachten zonder of met weinig slaap werden ook wel veroorzaakt doordat de vluchtelingen niet konden voldoen aan beloften aan familie over het sturen van geld en medicijnen.
Soms woonden mannen in één huishouden. Dat leidde vaak tot te groot alcoholgebruik, gokken, ruzie, we1 eens uitmondend in gevechten en het vernielen van meubilair en huisraad.
In de Vietnamese cultuur oefenen ouderen gezag uit over jongeren. De jongere broer vraagt de oudere goedkeuring als hij iets wil ondernemen. Maar die relatie raakte in veel gevallen in Hoorn verstoord. Jongeren kregen immers, anders dan in Vietnam mogelijk was, een zelfstandige uitkering. Dat deed hen vaak ook zelfstandig beslissingen nemen, zonder de oudere broer er in te kennen. En als die dat dan weer aan de ouders in Vietnam liet weten, verstoorde dat de verhoudingen binnen het, toch al gebroken, gezin nog erger.
Een ander probleem was de verhouding tussen de leiding van het Hoornse project en de stichting De Opbouw, voor minderjarige onder voogdij gestelde vluchtelingen. De Opbouw was verantwoordelijk voor alleen de voogdijpupillen, de coordinator Joop Donders voor alle Vietnamezen. En dat leidde herhaaldelijk tot botsingen, botsinkjes, onenigheid. De Opbouw bijvoorbeeld wilde geen sancties opleggen aan de pupillen die zich onttrokken aan de lessen Nederlandse taal, Donders wilde dat juist wel, zoals hij dat ook deed met de andere vluchtelingen.
Wim Klaassen
Uit ‘Een Ander Land’