Mark van Assen
Geen zuivere koffie
Ze plukken de koffiebonen te snel.
Ze spuiten veel te veel pesticiden.
En ze snoeien de planten verkeerd.
Als ze dat allemaal niet meer doen,
kunnen de Vietnamese koffieboeren veel meer geld verdienen.
‘Hé! HÉ, JIJ DAAR!’
Wie? Ik?
‘Ja! Weg bij dat huis’, donderen de twee bewakers. ‘Het is verboden die straat in te gaan.’
Dat is nou jammer.
Het doel was een van die lange, slanke huizen die overal op het platteland langs de weg staan. ‘Zo slank als de Vietnamese vrouw.’ Iets meer dan een voordeur breed, maar soms wel vijftig meter lang en drie verdiepingen hoog. Dat stamt nog van vroeger, zo gaat het verhaal. Toen werd er belasting geheven op basis van de breedte van de voorgevel. Mensen kregen dus al snel in de gaten dat ze het beste in de lengte en de hoogte konden bouwen.
Anyway, we wilden alleen maar even kijken hoe een willekeurige Vietnamese boer erbij zit. Hoeveel geld verdient hij? Heeft hij een televisie? Doet de koelkast het wel? Is er genoeg eten voor de kinderen? Kortom: pikt hij iets mee van de lokale welvaart?
Vieze woorden
Want hier, iets ten noorden van Buon Ma Thuot, een keurige provinciehoofdstad in de Centrale Hooglanden van Vietnam, ligt de rijkste grond van het land. Diep, diep oranje, goed voor koffie, voor rubber, voor cacao. En voor nog veel meer. Op de markt in de stad, elke dag vanaf het eerste licht, verkopen boeren enorme tomaten en courgettes, kleine, smakelijke bananen, felrode pepertjes, mango’s, doerians, broodvruchten. You like? you like?
De huizen en de erven eromheen zien er echter niet allemaal even welvarend uit. Sommige wel, maar de bewoners hebben dan waarschijnlijk ‘iemand die ze kennen’, zo klinkt het dan gemeen. Corruptie en vriendjespolitiek zijn ook in het communistische Vietnam geen vieze woorden.
Dan maar even naar de buren. Die zitten op hun hurken, zoals alleen Aziaten dat kunnen, buiten onder een afdak. Twee mannen met een lach zonder tanden, ze sleutelen aan een metalen beddenbodem. Helemaal vooraan op het erf liggen koffiebonen te drogen in de zon.
Gaan de zaken goed?
‘Yes, yes, hihi.’
Wat doen jullie daar?
‘Yes, hihi.’
Verbouwen jullie koffie?
‘Coffee, yes!’
Of iets anders?
‘Yes, yes.’
De buurman van een huis verder luncht met een grote fles rijstwijn. Hij werkt in de grote koffiefabriek aan de overkant van de weg, de October Coffee Company (naar de Russische Revolutie van 1917). Hij wil graag zijn rijstwijn delen, maar kijkt uit een ooghoek naar de twee bewakers die in de poort van de fabriek nauwkeurig in de gaten houden wie welke straat inloopt, welk huis binnen gaat en waarom. Want dat gaat natuurlijk zomaar niet.
Plukken met de hand
Voor veel mensen op het Vietnamese platteland bestaat het leven uit heel hard werken voor heel weinig geld. Niet alleen in de armere gebieden in het noorden, maar ook hier, in de rijke hooglanden. Waar je in Nederland voor je het weet vijf euro betaalt voor een dubbele espresso, krijgen lokale koffieboeren in landen als Vietnam vaak nog minder dan een fooi voor hun zware werk (koffiebonen moeten bijvoorbeeld met de hand geplukt worden).
Een van de organisaties die zich het lot van deze mensen aantrekt, is het Nederlandse UTZ Certified, spreek uit Oets. Dat geeft keurmerken af voor ‘eerlijke’ koffie, thee en cacao. Albert Heijn verkoopt bijvoorbeeld koffie en chocolade met het UTZ-logo. C1000, Esso en de Kiosk op de Nederlandse stations schenken UTZ-koffie. Duurzame economische ontwikkeling is volgens de organisatie ‘de beste oplossing voor structurele armoede’. Hoe? Door hogere kwaliteit, hogere productiviteit en lagere kosten.
Klinkt logisch, en simpel. Maar het eerste probleem dient zich al aan bij het begin van de productieketen, de boer zelf. Of zoals meneer Phan Huy Thong van het ministerie van Landbouw het zegt: ‘De kleine boer is erg conservatief en lui. Het is voor hem heel moeilijk zijn oude gewoontes te veranderen. Bovendien is hij ook niet zo zuinig op zijn land.’
Maar toch is er hoop, lacht hij schalks: ‘Als ze meer geld kunnen verdienen, komen ze wel over de brug.’
Wat doet de Vietnamese koffieboer dan niet goed? Veel te snel oogsten bijvoorbeeld. Niet als de bonen rijp zijn, maar als er dringend geld nodig is of als er net een inkoper langs komt. Of veel te kwistig met verdelgingsmiddelen sproeien: niet alleen daar waar het nodig is, maar overal. Of de koffiebomen niet goed snoeien. Of veel te veel koffiebomen planten op een stuk land. Of onvoldoende schaduwbomen neerzetten, waardoor de felle zon vrij spel heeft.
UTZ regelt workshops voor de boeren, want dit is allemaal te leren. Zeker als duidelijk wordt dat ze per ton koffiebonen veertig dollar premie krijgen bij een bepaalde kwaliteit.
En daar komt de fabriek in beeld, in dit geval de October Coffee Company en de Phuoc An Coffee Company, allebei in dit gebied, ‘het hart van het koffiekoninkrijk’. De boeren willen wel hun best doen, maar als de fabriek niet extra wil betalen en ook geen extra moeite wil doen om de koffie voor een betere prijs door te verkopen, dan houdt alles op.
Veel meer geld
De fabriek wil wel, zo blijkt. Terwijl ook daar toch het nodige moest veranderen. Aan de gevel van October hangt in vlammend rood nog steeds een portret van Ho Chi Minh, wijlen de grote leider. Maar de directeur en de managers worden nu persoonlijk aangesproken op hun prestaties. Dat was in de tijd van het Echte Communisme wel anders. ‘Toen droegen mensen nauwelijks verantwoordelijkheid’, zegt de directeur. ‘Nu wel. Nu zijn de mensen verantwoordelijk voor hun eigen gebied.’ En ja, verzekert hij, daar zijn ze heel blij mee. Ze verdienen veel meer geld nu.
Het land is, net als vroeger, nog steeds van de fabriek. Op de 463 hectare werken en wonen 764 kleine boeren. Die betalen netjes pacht aan de fabriek, maar mogen hun koffie verkopen aan wie ze maar willen. Het is dus ook in het belang van de fabriek om te zorgen dat de boeren goede kwaliteit leveren. ‘Een uitdaging’, heet dat in moderne managerstaal, die ook hier in zwang is. Boeren die te veel pesticiden gebruiken, krijgen minder geld. Boeren die wel hun best doen, krijgen een goede prijs. De certificaten van UTZ, en de jaarlijks terugkerende kwaliteitscontroles, helpen de boeren en de fabrikanten, en wijzen uiteindelijk de consument naar koffie die op een ‘eerlijke’ manier wordt gemaakt.
Echte Vietnamese Boer
Volgens cijfers van UTZ zelf doen er in Vietnam zo’n 20.000 boeren mee met het programma (wereldwijd 95.000). Zij bebouwen 30.000 hectare met een opbrengst van gemiddeld meer dan drie ton per hectare. De gemiddelde nationale productie van boeren die geen UTZ-certificaat hebben, is twee ton per hectare. De UTZ-projecten beslaan nu zes procent van het totale landbouwareaal van Vietnam en tien procent van de nationale productie. En dat blijft maar stijgen. ‘De consument wil dit soort producten dus ook.’
Maar hoe zit het nou met de levensstandaard van de boeren? Om die vraag te helpen beantwoorden heeft de Phuoc An Coffee Company twee Echte Vietnamese Boeren geregeld. Keurig gewassen en gestreken, in splinternieuwe donkerblauwe overalls, staan ze kaarsrecht voor hun koffiebomen, klaar voor het verstrekken van informatie.
Jazeker, ze zijn erg blij.
Oh jee, het gaat een stuk beter dan vroeger.
Nou en of, verantwoord omgaan met het milieu is van het allergrootste belang.
Bij elk antwoord kijken de Echte Vietnamese Boeren met een schuin oog naar een lid van het Phuoc An-managementteam, dat met de armen over elkaar op twee centimeter afstand staat mee te luisteren. Het zijn moderne tijden, maar communistische gewoontes zijn hardnekkig.
Dan maar verder zoeken.
De volgende dag, en vele schichtige Vietnamezen later, komt Nguyen Xuan Nghia verlegen tussen zijn cacaoplanten vandaan. Hij is veertig jaar, draagt ook zo’n blauwe overall (maar dan een vieze), en heeft een bromfietshelm op zijn hoofd. Hij heeft 0,8 hectare grond en verbouwt behalve cacao ook koffie. Met een UTZ-certificaat in de hand levert hij zijn oogst aan Phuoc An.
Hoeveel geld verdient hij?
‘Genoeg voor de hele familie.’
Heeft hij een televisie?
‘Twee.’
Doet de koelkast het?
‘Ja, hihi.’
Is er genoeg eten voor de kinderen?
‘Mijn kinderen komen niks tekort.’
Groot huis?
‘Ja, twee verdiepingen.’
En is hij gelukkig?
‘Ja. Ja, ik ben gelukkig.’
Mark van Assen
Uit: De Pers, 16/12/2010