Jelle Boonstra


De bootvluchtelingen toen blijven altijd gast

 

De Vietnamezen kwamen zo'n 30 jaar geleden als bootvluchteling naar Nederland. Hun aanpassing verliep schijnbaar moeiteloos; ze doen het goed op school, de werkloosheid is nagenoeg nul en ze duiken amper op in misdaadcijfers. Dat ligt besloten in hun aard; gasten dienen zich netjes te gedragen. De eerste generatie voelt zich na al die jaren nog steeds gast.

Langzaam komt het pensioen in zicht. Wat nu. Blijven? Terugaan? De meeste zullen uiteindelijk wel blijven, schat de Associatie van Vietnamese Vluchtelingen in Nederland. De kinderen wonen hier immers, evenals de kleinkinderen. Voor anderen begint het thuisland te lonken, wegens de band met de familie die noodgedwongen moest achterblijven. Ze kwamen per boot, willen terug met het vliegtuig. Misschien voorgoed.

Neem de familie Hàng uit Zwolle. Als Vietnamezen zijn zij gemakkelijk traceerbaar. Voor hun tussenwoning staan twee snackwagens. Loempiakramen zijn het, hagelwit en brandschoon. Vader Thang (59) kwam hier bij toeval als bootvluchteling terecht. Later voegde moeder Thanh (50) zich bij hem. Vier kinderen hebben ze. Twee zonen: Nghĩa, die zichzelf gemakshalve Andy ging noemen en Thong en twee dochters; My-Lan en Thuy.

Elk familielid heeft de afgelopen jaren bij toerbeurt in de loempiawagens gestaan. Toen Andy nog op school zat en voor makelaar leerde, werd dat ook van hem verwacht, af en toe een middagdienstje meepikken. Het hoort erbij, en als je vader het vraagt, dan doe je dat in een Vietnamees gezin. Vader is de baas. Vroeger was Thàng Hàng officier bij de Vietnamese marine, luitenant over de technische divisie op een mijnenveger uit de HQ1-klasse. Een trots, grijs schip, met 250 bemanningsleden. Het duurt maar even voor de ingelijste foto op tafel wordt gezet, waarop hij in smetteloos uniform de parade afneemt. De bemanningsleden van toen hebben een vereniging opgericht, een paar keer per jaar verschijnt een blaadje met een tekening van z'n HQ-23 op de achterkant, die een woeste zee trotseert.

Toen de Amerikanen in 1975 het land verlieten en de communisten uit het noorden ook het zuiden bezetten, kreeg Hàng het moeilijk. Bondgenoten als hij werden vastgezet. Drie jaar zat hij in een gevangenis, waar hij ziek werd en voor z'n leven vreesde. Af en toe werd de familie flink geïntimideerd, soldaten vielen het huis van z'n oma binnen en schoten in het plafond.

“De kogel zit er nog,” zegt zoon Andy, die voor zijn ouders tolkt. Een vraag leidt soms tot veel overleg, in mooie, zangerige zinnen, daarna vat hij alles handzaam samen.

Hàng besloot zijn land te verlaten, zoals twee miljoen anderen. Op vlotten, wrakke scheepjes, en rubberen reddingsboten kozen ze volle zee. Tienduizenden zijn er verdronken. Handelsschepen die voorbij voeren, deden of ze de bootjes met wanhopige mensen niet zagen, bang voor papierwerk en een omweg naar een haven. Toch nam Hàng de risico's voor lief.

 

Vissersbootje

Er was een vissersbootje gecharterd, met 64 opvarenden aan dek. Vader mocht voor niets mee, want hij kon navigeren. Drie dagen duurde de tocht, er kwam een storm, en die maakte het riskant, maar zorgde er ook voor dat ze werden opgepikt door een Nederlands fregat, op weg naar Korea. Alleen in nood mochten ze de steven wenden voor vluchtelingen.

Na de eerste opvang in Korea voerde het lot hem naar de asielopvang in Steenwijkerwold. Vader Hàng is nog steeds dankbaar dat het echtpaar Diender zich als vrijwilligers over hem en anderen bekommerde. Opa en oma, noemen de kinderen hen nog steeds. Ze woonden in Zwolle en daarom ging Hang daar ook maar wonen.

Voor een luitenant op een mijnenveger was in Nederland weinig emplooi. Er werd een baan voor hem geregeld bij een aardappelhandelaar. Aardappelen sorteren op een band, transporteren in een vrachtwagen. Van rijst naar aardappelen, veel symbolischer is de omslag in cultuur niet te maken. Met veel sparen en veel hulp kon hij zijn vrouw en kinderen laten overkomen. Toen de tengere Hàng deels arbeidsongeschikt werd, ging hij loempia's verkopen, alle spaarcentjes werden aangesproken om in 1988 een eigen kraam te beginnen. Andy: “Een uitkering vragen, dat doe je niet, een Aziaat gaat nooit op z'n luie achterwerk zitten, die gaat aan het werk.”

Dat is het credo voor alle Vietnamezen in Nederland, zegt voorzitter Dien Lang Nguyen van de Vluchtelingenassociatie. “De meesten wisten: ik kan nooit meer terug, hier ligt mijn leven.” Nooit zullen Vietnamezen in het openbaar een onvertogen woord zeggen over Nederland, nooit ook vallen ze in negatieve zin op.

“Daar is ook een objectieve reden voor, met 18.500 mensen ben je natuurlijk een kleine groep. Daarnaast zijn we hier natuurlijk geweldig opgevangen. Er was taalles, een prachtig huis, een opleiding. De jongeren werden door hun ouders van meer af aan voorgehouden om zich als goede gast te gedragen, de regels te respecteren.”

Er komen rotte appels in de mand, dat is de voorzitter van de Vietnamezenassociatie een doorn in het oog. Met de val van de muur kwamen er ‘ongewenste elementen' uit Oost-Europa (waar ze als communistisch broedervolk werkten): Vietnamezen, die het niet zo nauw nemen, in de drugs zitten of hun landgenoten onder druk willen zetten. Dat is niet gemakkelijk: in tegenstelling tot de Chinezen is er geen netwerk van restaurants waar je aan het afpersen kunt slaan. De contacten onderling zijn hecht, niet zelden rijden jongens en meisjes het halve land door op zoek naar een leuke partner, al komt er ook steeds meer Nederlands bloed in de familie. Op alle fronten passen Vietnamezen zich aan. Zozeer zelfs, dat psychiatrische inrichting De Phoenix in Wofheze de gespecialiseerde afdeling sloot waar Vietnamezen met posttraumatische stoornissen werden opgevangen.

Een kwart eeuw burgeroorlog, enorme gruwelen; het heeft zijn uitwerking niet gemist. De meesten spreken zo goed Nederlands, dat ze gewoon bij hun eigen RIAGG terecht kunnen. Het toppunt van integratie. Ook z'n eigen vader zag gruwelen, zegt Andy, maar die heeft er een remedie voor: Hij slaat die hoofstukken gewoon over, denkt alleen aan mooie dingen van voor de oorlog en daarna. Komt hij daar mee weg? Nooit angstdromen, geen psychische narigheid? Andy vraagt het zijn vader. Het antwoord is een stellig nee.

“Een paar keer gingen ze als familie op vakantie terug naar Vietnam. Het mag weer. Het regime doet niet moeilijk, repatrianten wacht geen narigheid. Het is heel pragmatisch,” zegt Nguyen van de Vietnamese vereniging. Bij vader en moeder Hang is de oude buurt altijd sterk blijven trekken, al die broers en zussen, neven en nichtjes. In Vietnam is de familieband zeer hecht, onvergelijkbaar met die in Nederland.”

Zijn oudste zus is maatschappelijk werkster, de jongste studeert rechten. Daarom ligt het toekomstige leven van hun ouders noodgedwongen ook op twee continenten. En Andy? Als makelaar werd hj toch gelokt door een ander ondernemerschap. Hij kocht in het winkelcentrum van Wezep een bakkerij. Bakt er kadetjes en Hollandse krentenbollen. Op de gevel staat niet Nghia Hàng, maar ‘Ambachtsbakker Blom”, want zo heette de zaak al. Waarom opvallen, als dat niet hoeft. Toch?

 

Jelle Boonstra
Uit Noordhollands Dagblad , 10/01/2009

 


Cái Đình - 2009 .