Dorien van der Valk
Saigon: Big city
Ho Chi Minh City. Sai Gon. Even wennen als je er net bent, zeker als je vanuit Laos komt, zoals bij mij de eerste keer het geval was, of zoals nu vanuit landelijk Tra Vinh. Een cultuurshock is het niet direct, meer grotestadsschrik. Een stad die groeit als onkruid. Drukte, hectiek, geschreeuw, toeters, uitlaatgassen. Brede lanen langs highrises, kruisingen waar honderden brommers, scooters en motoren in slagorde staan opgesteld voor de stoplichten. Het is intimiderend, als een leger dat ten strijde trekt, uitwaaierend over de stad... Jezus, zo veel! Hoe kom je hier in godsnaam heelhuids aan de overkant?
Dat blijkt in de praktijk nog redelijk mee te vallen. Het is een kwestie van inschatten: even een luw moment afwachten en dan heel gedecideerd de straat op. Niet omkijken of twijfelen, dan raken ze in de war, maar als je stoicijns doorloopt, zwermen ze als luidruchtige bijen om je heen.
Er zijn ongetwijfeld hele volksstammen die Saigon mijden als de pest en ik moest er in eerste instantie ook even aan wennen, maar toch heeft het wel wat, als je je er eenmaal aan overgeeft. Het heeft de hoogbouw en de hectiek van een westerse wereldstad, maar is ook onmiskenbaar Aziatisch. De onverstoorbaarheid van de cyclorijders in dat nerveuze gedrang, de berusting waarmee mensen op nog geen meter afstand van langs scheurend verkeer met een roestig gasbrandertje goddelijke hapjes zitten te koken: ik vind het een onweerstaanbare combinatie: we doen wel druk, maar alleen als het moet. Een uur lang in zo'n gekkenhuis haantje-de-voorste spelen en vervolgens je scooter neerzetten en twee uur lang op de stoep gaan zitten niksen met een glas ijskoffie. Niks haast, niks gedoe. Ratrace? Lekker belangrijk!
De meeste toeristenhotels en guesthouses zitten zoals gebruikelijk in kluitjes bij elkaar in District 1: de duurdere hotels om en nabij Dong Khoi en Mac Thi Buoi, ooit het hart van het Franse koloniale leven. Dure winkels en frisse lunchtentjes.
De goedkopere vind je rond Pham Ngu Lao en Bui Vien, van heel basic in de dwarssteegjes tot tegenwoordig ook al behoorlijk comfortabel en dus prijzig, zoals Hotel Elios. Mijn eerste hotel in Saigon. Grote tent met westers comfort: een echte badkamer met een schoon bad (dit na Laos, waar we bijna nooit een bad zagen, en al helemaal niet met een stop) en echte zeepbakjes zonder brokjes! Enzovoort.
Dus doen we gek en nemen we een dure (Superior Parkview, vijfenzeventig euro) kamer aan de straat. De prijs zit hem in het uitzicht op een aangename strook groen en bomen, die de hele dag door druk bezocht wordt door sportieve locals van alle leeftijden: rond zonsopgang ochtendgymnastiek door middelbare dames en heren, later op de dag richting Ben Thanh Market sportende schoolkinderen en aan het eind van de middag fanatiek voetbadminton door potige mannen.
En heel veel prille romantiek op de bankjes. Een goede plek dus. Een ander pluspunt van het hotel is het ontbijtbuffet op de bovenste verdieping, met royaal uitzicht.
De keerzijde: de kamers aan de achterkant schijnen helemaal geen ramen te hebben, wat het meteen weer een stuk minder aantrekkelijk maakt.
De buurt is niet bijzonder. Liever hier dan zo westers duur, maar het is er natuurlijk net zo op toeristen gefocust. Pham Ngu Lao is een nogal drukke straat langs het park. De Tham, de voornaamste dwarsstraat, is een nuttige maar niet erg fraaie aaneenschakeling van touroperators, telefoonshopjes en ander ongerief, puur voor buitenlanders, en Bui Vien is eigenlijk een beetje van alles, maar in elk geval met een flinke scheut Vietnam.
Ik heb ze alle drie gehad. Een doorwaakte nacht in hotel Quyen Thanh op de hoek van De Tham en Bui Vien. Zag er zo leuk uit, doorlopende balkons met rode lampions langs het hele gebouw. Lekker gluren en stiekem foto's nemen van nietsvermoedende voorbijgangers!
Kamer vol roze nylon, niet direct mijn ding, wel brandschoon. En recht tegenover Cafe Go2, the place that neversleeps... Alleen toeristen natuurlijk, ik denk niet dat er ooit een Vietnamees komt, maar heel handig voor een cocktailtje rond etenstijd, leek me. Dat klopt ook, en ze gaan door tot vijf uur 's ochtends. Geen slechte muziek, maar snoeihard en begeleid door funky non-stop neon, waar ik steeds van wakker schrok: rood, groen, donker, rood, groen, donker - poeh! Goed voor doorzakkers of zeer vaste slapers dus.
Laatste poging: Hotel An-An 1, Bui Vien Street. Geen overbodige luxe, maar alles is aanwezig: katoenen lakens, kluisje, telefoon in case you need it, tv, douche, bad. Geen ontbijt, maar ik ben er nu wel achter dat ik in Vietnam liever op straat ontbijt dan in welk hotel ook, dus dat is geen item. Wat heet, er zijn hier tig opties binnen een straal van honderd meter, en dat onderstreept meteen mijn voorkeur voor Bui Vien: er is voor ieder wat wils. Pizzaplekken, hamburgerjoints, gruizige slaapzalen en redelijke hotels, souvenirwinkels en cafes, maar veel belangrijker: een hele rits eethuisjes voor locals, die ook serieus gefrequenteerd worden. Na intensief onderzoek gaat mijn voorkeur uit naar het tentje op nummer 77, Com Dia. En het naamloze Pho-ontbijtplekje op de stoep vlak bij het hotel dat elke avond seafood heeft. Waar 's ochtends twee strenge meesteressen zonder veel plichtplegingen de ontbijtsoep opscheppen, liggen 's avonds krabpoten, scheermessen en schelpdieren te blozen in plastic mandjes. Naast ons zit een Vietnamese familie uitgebreid te genieten met twee kteine kinderen, die met serieuze gezichtjes de schelpen leeg peuteren. Zo'n straat is het dus.
De markten van Saigon
De bekendste, Cho Ben Thanh in District 1, ligt op loopafstand van de meeste hotels; het is een markant gebouw met een klokkentoren aan een druk verkeersplein. Le Loi Street, Ham Nghi en Tran Hung Dao. Grote koepel met sieraden en horloges van onbestemde herkomst, nauwe gangen bomvol kleding, van de gebruikelijke T-shirts tot monnikengewaden, toeristische rambam en Chinese tempel-goodies.
De buitenste gangen, hier en daar overlopend op stoep en straat, zijn van de locals: groente, fruit, prachtig rundvlees, varkensoren, snuiten, darmen en poten en een fantastische visafdeling, zo vers dat een groot deel van de handel tussen de kopers tracht te ontsnappen. Feestelijk verpakte krabben en de kleurrijkste langoesten die ik ooit zag. En last but not least: een ruime en behoorlijk sophisticated afdeling eetstalletjes. Ziet er allemaal goed georganiseerd en niet te gruizig uit. Ben er intussen wel achter gekomen dat dat eigenlijk niks uitmaakt, want het eten is overal goed, maar het werkt voor veel mensen ongetwijfeld drempelverlagend als je grote groepen expats zorgeloos schalen vol seafood ziet wegwerken.
Rondom de eetstalletjes is ook ruimschoots gelegenheid om lastminute lekkers in te slaan voor thuis: koffie uit Buon Ma Thuot, thee uit Moc Chau, gesuikerd en gedroogd fruit uit Dalat, vissaus uit Phu Quoc en Phan Thiet, verse rijstnoedels en coconut-caramel sauce... Het is niet de goedkoopste plek, maar het scheelt een hoop gesjouw en ruimte in de bagage als je het vlak voor het vliegen koopt.
De dames van de stalletjes pakken het strak voor me in, in dozen met veel tape, zodat het op het vliegveld gewoon ingecheckt kan worden.
Mooi dus dat Ben Thanh er is, maar als ik heel eerlijk ben bestaat er voor mij maar een markt in Saigon en dat is Cho Binh Tay in Cholon, Chinatown. Cho Lon betekent letterlijk Big Market en dat is niet ver bezijden de waarheid, want de hele wijk is de belichaming van de Chinese handelsgeest. Grote markten, kleine straatmarktjes en in elk pand een winkel, pakhuis of ateliertje. Straten vol verfpigmenten, papier, drukwerkwinkeltjes, fietsbanden, slijptollen - afijn, ats je iets nodig hebt, hebben ze het hier ongetwijfeld.
Het kost me altijd enige moeite om er te komen. De eerste keer duurde het een halfuur voordat ik begreep waar bus 1 stopte op het busstation bij Cho Ben Thanh, een andere keer werden A. en ik ouderwets belazerd door twee rijpere cycloheren, die ons voor een naarVietnamese maatstaven exorbitant bedrag van Pham Ngu Lao naar Binh Tay zouden brengen en ons vervolgens afzetten in een klein steegje naast An Dong Market, maar net de helft van de afstand naar Binh Tay... Ik zag het al snel, maar niet snel genoeg, want die twee oude schurken waren al verdwenen. Toch lullig, en ik neem me voor om in Saigon voorlopig geen cyclo meer te nemen. Zulke dingen gebeuren iets te vaak. Volgende keer weer gewoon met bus of motor. Je moet er dus even moeite voor doen, maar voor mij is Binh Tay de leukste plek van Saigon. Groots van gruizigheid. Niks sieraden, niks eetstalletjes voor toeristen. Het gebouw oogt weliswaar als een Chinese pagode, met veel daken en draken, maar daar houdt het dan ook meteen weer op. Voor de ingang staan tientallen motoren in diverse stadia van verval, de koplampen vastgezet met dikke lagen vergeeld plakband, verveeld kijkende cyclojongens en overal balen, zakken en dozen op karren, op brommers en op schouders.
De handel is ook anders, hele afdelingen vol dingen waar ik alleen maar naar kan raden. Als ik ernaar vraag, stuit ik op ondoordringbare taalbarrières. Ik zie scharenslijpers - god, waar zijn die bij ons eigenlijk gebleven? - ijzeren schalen vol kommen eten op dameshoofden en een heel oude man met een fietskarretje met muizenvallen. Binnen de markt word ik voortdurend weggeroepen door jongens met volle steekwagentjes, die zich heen en weer haasten door de smalle paden tussen de uitgestalde waar. Ik duik tussen haaienvinnen, zeekomkommers, gedroogde zeepaardjes, juten zakken met paddenstoelen, armdikke kaneelbasten, peper en steranijs. Het ruikt naar stof, rijst en kruiden.
Ik weet niet precies wanneer de markt gebouwd is, vermoedelijk eind negentiende eeuw en misschien later herbouwd, maar hij voelt ouder dan dat. Oer. Mogelijk is dat mijn romantische westers perspectief. Wij weten wel van oud, maar niet van oer. Voor Vietnamezen is dit gewoon de norm en niks bijzonders. Geldt dat dan ook voor de wc? vraag ik me af. Duizend dong entree - een betegelde ruimte, hokjes met halve deuren, zodat iedereen redelijk goed zicht heeft op waarje mee bezig bent. Dames lopen rond met water en dweilen, dat is toch geen standaardprocedure in Vietnam... Ik kom er al snel achter waarom: de marktvrouwen rennen er binnen, rukken hun broek naar beneden en plassen gewoon op de tegels voor de wc's. Huh? Er zijn toch hakjes vrij? Geen tijd voor - of zin in - plichtplegingen waarschijnlijk. Als ze uitgezeken zijn, komt er snel zo'n tante met een tuinslang die de boel weer schoonspuit en that's it. Klaar!
De straatjes rond de markt zijn zo mogelijk nog leuker. Alles hangt van hoop, ellende en roestig ijzer aan elkaar, maar blijft toch overeind. Al jaren en jaren, en dat zal voorlopig nog wel zo blijven, hoop ik. Vietnam gaat wel degelijk mee in de vaart der volkeren, maar geeft er voorlopig de voorkeur aan om oud en nieuw naast elkaar te laten bestaan.
Ik denk dat ze daar gelijk in hebben en probeer alles op te slaan: scheefgezakte gevels boven pakhuisjes, blauwe harmonicaluiken, straatjes vol zakken met bonen en linzen in ongelofelijke kleuren: zwart, groen, rood, kievitsbonen; de zakken staan in slagorde opgesteld, de bovenkant strak omgeslagen en met kleurige plastic lintjes eromheen. Ziet er allemaal zo fotogeniek uit. Naast de bonen staan zakken en balen suiker, van wit tot chocoladebruin, met alle schakeringen van geel en oranje ertussen, als zoete pms-waaiers.
Op zoek naar Nuoc Mia val ik een piepklein stoepcafeetje binnen. Er staat een oude dame achter een karretje sigaretten en achterin is een restaurantje met de rietsuikerpers. Ze vinden het allemaal prachtig dat ik een klein beetje Vietnamees spreek en laten me rustig zitten op zo'n kabouterstoeltje, broodmagere katjes met geknakte halve staarten draaien om mijn benen. Ik kan zo uren blijven zitten, kijken naar al het gedoe op straat, alsof je naar een film zit te kijken. Later ga ik er met A. nog een glaasje drinken, het wordt altijd op prijs gesteld als je terugkomt. 'Hello hello you!' De oude mevrouw geeft ons een zak gekookte pinda's als we weggaan en trekt aan mijn fototas om te checken of alles wel goed dicht zit.
Later lunchen we in nog zo'n soort tentje. Kommetje bouillon met spinazie, bord rijst met groente en een visje in heerlijke saus. Als de soep of rijst op is of koud, brengen ze een vers, warm kommetje. Het hele verhaal kost achttienduizend dong voor twee. Nog geen euro.
Er komt een vriendelijke man aan ons tafeltje zitten. Hij spreekt goed Engels en we raken aan de praat. Als ik vraag of ik een foto van hem mag maken, wordt hij erg ongemakkelijk. Hij kijkt weg, om zich heen, en zegt: 'Sorry, I'm shy.' S-H-Y, hij spelt het. Niet boos of geirriteerd, maar verlegen. Of we het leuk vinden hier en waar gaan we straks heen? Giac Lam Pagoda, zeggen we, en hij vraagt - nog steeds verlegen - of hij ons erheen mag brengen, hij is cyclorijder. Ha! Nou hadden we net besloten om nooit meer een cyclo te nemen in Saigon, maar deze man is zo aandoenlijk aardig dat we ook geen nee willen zeggen. Ik vraag naar de prijs en hij zegt nee, hoeft niet, dat was niet de bedoeling... Dat willen wij dan weer niet, zeker niet als we met z'n tweeen op dat ding moeten, zo zwaar en een roteind fietsen! We komen uit op veertigduizend dong, dat is een vijfde van wat die oude booswichten vroegen. We klauteren op zijn cyclo, A. op de stoel, ik boven op de rugleuning. Als we bij de pagode aankomen, geef ik hem vijftigduizend en bedank hem voor de mooie rit en zijn gezelschap.
Giac Lam is de oudste tempel van Saigon, daterend uit 1745. Hij ligt midden in de stad, maar het lijkt een andere wereld. We komen aan tijdens het gebed, monotoon en toch ook weer niet. Gezang, gongslagen, belletjes, de antwoorden van de monniken. Een Bodhi Tree met kleurige banieren naast een oude hal met veel donker hout en elektrische kaarsen onder kleine Boeddha's. Wierook kronkelt langs een raam. Er hangt een bordje: This is a place of worship. Please remove hats and shoes and do not smoke. Verderop ligt een kleine Chinese begraafplaats: grote, kleurige tombes hutjemutje op elkaar. Een man stookt hout in de schaduw van een grote boom, rook waaiert tussen de graven en de tijd staat even stil. Dan begint ergens een hondje nerveus te blaffen en is de betovering verbroken.
Als we achter op de motor terugrijden naar het hotel, begint het ineens te regenen zoals dat alleen in tropische gebieden kan: binnen een halve minuut van niets naar honderd! En dan gebeurt het weer: als bij toverslag is iedereen om ons heen voorzien van poncho's, alsof ze en masse uit de hemel komen vallen bij de eerste drup. Nu ook een premiere: de tweepersoonsponcho! Mooi hoor, dat kan alleen maar hier.
Dorien van der Valk
Uit: Vietnam, Chopsticks & Motorbikes
Kosmos Uitgevers B.V. Utrecht/Antwerpen (2010)