Nguyễn Thanh Hùng


Originaliteit van de Vietnamese cultuur

 

De geschiedenis van de Vietnamese cultuur is een teken van karakteristieken die – oppervlakkig beschouwd – tegenstrijdig lijken te zijn maar in werkelijkheid elkaar juist aanvullen, zodat zij een specifieke physionomie heeft. De Vietnamese cultuur blijkt een cultuur te zijn met uiteenlopende herkomsten maar is tegelijkertijd sterk homogeen.

Er is sprake van verschillende oorsprongen want de Vietnamese cultuur ontwikkelt zich door verscheidene tijdperken heen, in grote lijnen als volgt: De HÒA BÌNH's cultuur (behorend tot tweede periode van de steentijd = mesolithicum), de BẮC SƠN's cultuur (in de Neolithicum), de ÐÔNG SƠN's cultuur (de bronstijd), de Chinese cultuur met de openbaring van het Confucianisme en Taoïsme, de Hindoese met prestige van het Boeddhisme, de westerse cultuur met inplanting van het Christendom en bejegening tot de westerse denkwijze.

Er is sprake van diverse oorsprongen maar de Vietnamese cultuur is uiteindelijk homogeen want de bestanddelen ervan hebben zich, in plaats van zich van elkaar te verwijderen, op een harmonische wijze met elkaar verenigd om de Vietnamese beschaving bij uitstek een originele physionomie toe te geven.

 

Diverse manifestaties van de Vietnamese cultuur

De samenstelling van de bovengenoemde kenmerken wordt weerkaatst door diverse manifestaties binnen de Vietnamese cultuur en doet zich voornamelijk kennen op een opmerkelijke manier in de taal, het schrift, de letterkunde en de kunsten.

A.- De Vietnamese taal en het schrift:

1- De taal :

Ondanks het feit dat de Vietnamese taal is verrijkt met talloze Chinese termen en uitdrukkingen, wordt die echter niet beschouwd als een afkomst van Chinese taal door orientalisten.

De Duitse taalkundigen zoals Kuhn en Hymly beweren dat het Vietnamees verwant is aan Pégouan's groep, Thais of Môn-Khmer. H. Maspéro, van zijn kant; houdt vol dat het Vietnamees haar oorsprong ontleende van het Thais en pater Souvignet, van het Indomaleis.

Onlangs verwierp A. G. Haudricourt de stelling van Maspéro en hij is ervan overtuigd dat het Vietnamees behoort tot de familie van de Austro-Aziatische talen.

Eigenlijk kan geen één van deze theorieën de oorsprong van de Vietnamese taal ophelderen. Toch is er iets zeker en daar zijn de taalkundigen het mee eens. Namelijk dat het Vietnnmees niet meer een pure taal is maar een mengsel van vele oude en moderne talen, bijeengevoegd door achtereenvolgende contacten van het Vietnamese volk met de andere volkeren.

De vergelijkende taalwetenschap (la linguistique comparée – Vert .) heeft een overeenkomst ontdekt die regelmatig voorkomt bij bepaalde spraakklanken van het Vietnamees en van de Austro-Aziatische talen. Niettemin stelt dit verschijnsel ons in staat te concluderen dat het Vietnamees en de woorden van de Austro-Aziatische groep zich in één zelfde familie bevinden. Ten eerste omdat de meeste woorden van de Austro-Aziatische groep polysyllabisch (veellettergrepig – Vert .) zijn waaraan voor- en achtervoegsels toegevoegd zijn. Daarnaast kunnen alleen morfologiscne beschouwingen bewijzen van vewantschap tussen beide groepen opleveren. Maar helaas, wat betreft de studie over Austro-Aziatische talen, is de morfologie net op gang. (Morfologie = onderdeel van de taalstudie dat zich bezig houdt met de bouw van woorden door middel van fonemen – Vert .)

Onder deze omstandigheden is het een effektieve en degelijke vergelijking te maken tussen talen en het Vietnamees. Toch heeft het Austro-Aziatische element belangrijke rol gespeeld bij de vorming van de Vietnamese taal in lexicologisch opzicht. Bovendien heeft men op het gebied van de etnologie, van de archeologie en de sociologie onomstotelijke bewijzen gevonden voor het feit dat het Vietnamese volk contacten heeft gehad met Austro-Aziatische groepen (Négritos, Mélanisiërs en Indonésiers - Vert .) in de oudheid. Het is dus begrijpelijk dat deze relaties sporen achterlieten in de huidige Vietnamese taal. Vanaf de préhistorie moest Vietnam al bevolkt zijn door een autochtoon ras (van de oorspronkelijke bewoners afkomstig – Vert .) waarvan het bloed zich gemengd zou hebben met andere rassen die daar immigreerden. De Mélanisiërs zouden waarschijnlijk de eersten zijn en vermoedelijk in de 2de eeuw voor Chr. kwamen de Indonesiërs. Door de immigratie van deze vreemde volkeren is het Vietnamees zeker verrijkt met nieuwe bijdragen. De meeste termen die opgenomen zijn in de taal zijn terug te vinden in benoemingen van plaatsen, bergen, rivieren, dieren, etc...

Zo was het karakter van het Vietnamees voor de confrontatie met Chinese cultuur.

Toen kwamen de perioden van de Chinese overheersing onder de dynastiën van Han, van Wou, van T'sin, van Liang, van Táng, van Ming. De Chinese cultuur kon zich gemakkelijk verspreiden onder het volk en een groot aantal Chinese woorden werd geïntroduceerd in het Vietnamees. Over het algemeen waren dat moralistische en philosofische termen.

Maar deze woorden, ontIeend aan het Chinees, alsook die van Austro-Aziatische afkomst, zijn in het Vietnamees overgenomen. Zodoende blijven de Chinese karakters (schrifttekens) in hun vormen behouden maar worden uitgesproken op Vietnamese wijze.

Aan andere kant, verrijkt het Vietnamees zich nog met woorden van Engelse en Franse afkomst. Ten eerste zijn dat woorden voor voorwerpen of benoemingen van nieuwe functies die daarvoor niet bestonden. Dan komen de technische en wetenschappelijke termen. Deze Franse en Engelse woorden zijn weer op dezelfde manier opgenomen in het Vietnamees.

2.- Schrift :

Bezit Vietnam al een eigen schrift voor de confrontatie met Chinese cultuur? Dit blijft nog een moeilijke vraag voor archeologen.

Ons land heeft alleen de Chinese karakters gekend als officieel schrift omstreeks de tiende eeuw. Toen het “chữ nho” (de Chinese karakters op z'n Vietnamees uitgesproken – Vert .) als voertaal werd gekozen, ging de Sino-Vietnamese Iitteratuur met de ontwikkeling van nationale letterkunde.

Vanaf de dynastiën van Ðinh, Lý tot midden in de Trần bestond er een strikt onderscheid tussen de Sino-Vietnamese litteratuur en de volkslitteratuur. De eerste was uitsluitend voorbehouden aan geleerden terwijl de volkslitteratuur met gezegden, spreekwoorden en liederen vooral een litteratuur van mondelingen overlevering was.

Maar deze twee vormen van litteratuur bestonden en ontwikkelden zich gelijktijdig in plaats van zich tegen elkaar te verzetten, want één ding hadden zij gemeen: Hoe snel de ontwikkeling van de Sino-Vietnamese Iitteratuur ook was, hoe breed de verspreiding van de volkslitteratuur ook mocht zijn, het regelende en verenigende principe bleef altijd het spreken van het Vietnamees.

Met Hàn Thuyên begon “chữ Nôm” (de Chinese karakters met toevoeging van één of meer specifieke tekens zodat ze alleen toegankelijk zijn voor Vietnamezen - Vert .) te gebruiken voor litteraire oeuvres. Vanaf die tijd, oefende dit Vietnamees schriftssysteem steeds meer druk op de Sino-Vietnamese litteratuur uit.

Omstreeks de zeventiende eeuw, kwamen de Europese missionarissen het Christendom prediken in landen van het verre oosten onder andere, in Vietnam.

In deze periode was, behalve de Sino-Vietnamese karakter die gebruikt werden door de bourgeoisie en intellectuelle standen, was het “chữ Nôm" nauwelijks doorgedrongen tot de volksmassa vanwege haar gecompliceerde en onregelmatige kenmerken. Er moest dus een nieuw soort schrift gevonden worden dat voldeed aan de eisen van missionarissen. Na grondige studies over systemen van Europese fonetische overschrijving, vonden de missionarissen een nieuw schriftmodel. (het “Quốc ngữ" – Vert .). In het begin geloofde men dat het “Quốc Ngữ" alleen handig zou zijn voor katholieke boodschappen. Men had niet verwacht dat dit vernieuwde schrift over de hoge muren van de kerk zou klimmen en zich vervolgens snel onder het volk zou verspreiden.

Natuurlijk wordt het “Chữ Nôm" (overigens moeilijk te ontcijferen) als gevolg van de opkomst van deze nieuwe schrijfwijze in het Latijns letterschrift vervangen.

Aan de andere kant, kan men de achteruitgang van het “chữ Nôm” gemakkelijk verklaren. Ten eerste door de afschaffing van het drie-jaarlijkse concours – gebaseerd op “chữ Nôm" en “chữ Nho" (1915 in noord-Vietnam, 1918 in midden-Vietnam – Vert .). Ten tweede door de reorganisatie van lagere scholen waarbij het examen gebaseerd was op “Quốc Ngữ". Ten derde door de oprichting van propagandistische verenigingen voor het “Quốc Ngữ" en ten vierde om politieke en sociale redenen.

Ten slotte kan de overname van “Quốc Ngữ" ook gezien worden als een spontane keuze, waarbij het volk de voorkeur gaf aan een nieuw schriftssysteem dat het bestaan haar uitingsbehoeften voldeed.

Als fonetisch schrift bij uitnemendheid, kan het “Quốc Ngữ" niet alleen de ontleende woorden vastleggen maar ook alle “oer"-Vietnamese woorden.

Dankzij het “Quốc Ngữ", konden de traditionele woorden van onze nationale litteratuur – hoewel zij worden uitgedrukt d.m.v. Chinese karakters of “Chữ Nôm" – bewaard worden voor ons tot heden ten dage.

Maar de missie van het “Quốc Ngữ" beperkt zich niet tot het verleden, maar het ontwikkelt zich door allerlei omstandigheden heen tot een basis voor een oud volk dat bijna 5000 jaar bestaat.

De samenstelling van twee genoemde innerlijke karakteristieken is ook opmerkelijk in de letterkunde en in de kunsten.

B.- De letterkunde:

Er waren twee heel voorname buitenlandse stromingen die invloed op de Vietnamese letterkunde uitoefenden. Van de tweede eeuw v. Chr. tot de negentiende eeuw overheerste de invloed van de Chinese cultuur en sinds de negentiende eeuw was de invloed van westerse beschaving dominant.

1.- De invloed van de Chinese cultuur :

Vanaf de oudheid onderging ons volk de invloed van China. Van de tweede eeuw v. Chr. tot de tiende eeuw, had Vietnam verscheidene keren te kampen met Chinese overheersing en genoot het maar korte perioden van onafhankelijkheid. Gedurende 1000 jaar drongen de Chinese litteratuur en denkwijze door binnen het volk.

In de tiende eeuw, onder de dynastie van Ðinh (968 - 980), de eerste onafhankelijke dynastie, was de Chinese letterkunde erg verbreid in het land. De meeste geletterden en dichters in deze tijd waren grotendeels Boeddhistische monniken. Enkele beroemde monniken onder hen, zoals Vô Ngại, Phụng Ðình, Duy Giám van Ðinh's dynastie en van de voorafgaande Lê's dynastie hebben gedichten uitgewisseld met grote Chinese dichters zoals Thẩm Thuyên Kỳ, Trương Tịch etc…

Andere monniken zoals Trương Ma Ní, Đặng Huyền Quang en in het bijzonder Ngô Chân Lưu en Sư Thuận hebben poëtische werken gecreëerd die de geleerde Lê Quý Đôn zoveel verbazing moest bezorgen, dat, naar zijn zeggen, de letterkundigen van Song's dynastie daarbij zouden verbleken.

Van de Lý tot Nguyễn's dynastie blonken de letterkundigen uit in de Sino-Vietnamese litteratuur. Een groot aantal van hun gedichten en andere litteraire werken zijn nog bewaard gebleven: onder andere sierlijke poëzie getiteld “De visser" van Trịnh Hoài Đức, een befaamde letterkundige onder de regering van koning Gia Long, patriottische poëzie van Phạm Ngũ Lão, de Bekendmaking van de Pacificatie van Nguyễn Trãi en opvallende werken van Mạc Đĩnh Chi, Trương Hán Siêu, Nguyễn Phi Khanh, Nguyễn Bỉnh Khiêm, Lê Quý Đôn, Ngô Thời Sĩ etc...

Tussen de genoemde litteraire werken waren ook werken die zijn geïnspireerd door of geïmiteerd van Chinese bronnen, maar er zijn ook originele werken erbij in voortreffelijk Vietnamees bovendien. Een overduidelijk bewijs van de onafhankelijkheidswiI van ons volk ten opzichte van Chinese overheersing, zelfs op het litteraire gebied was het enorme aantal poëtische producties in “chữ Nôm" jarenlang voor de Lê's dynastie door generaties van onbekende of bekende dichters.

Vanwege het gebrek aan documenten wisten wij weinig van de volkslitteratuur vóór de Lý's dynastie. Daarentegen zijn de werken van Iatere perioden vrij goed bewaard gebleven en zijn beIangrijk, genoeg om ons een behoorlijk juist oordeel te kunnen permitteren de bewonderenswaardige volksIiederen waarvan de thema's vaak het werken op het platteland of het voorbeeldige leven van deugdzame vrouwen zijn, moeten wij hier immers enkele belangrijke litteraire werken noemen, zoals “Gia Huấn Ca" van Nguyễn Trãi, de gedichten van koning Lê Thánh Tông, van Nguyễn Bỉnh Khiêm, van Nguyễn Phạm Trần, van Đỗ Uông, van Lê Quý Đôn, en “Chinh Phụ Ngâm” (gedicht van een wachtende vrouw – Vert .) oorspronkelijk geschreven in Sino-Vietnamese karakters dat vervolgens wordt ver taald in “chữ Nôm” door de dichteres Đoàn Thị Điểm.

Ondanks de overvloed van het aantal opmerkelijk poëtische werken dat kenmerkend was voor de Lê's dynasties moest men toch overgaan naar de Nguyễn's dynastie om de echte “meesterwerken" te vinden.

Deze dynastie wordt geïllustreerd door grote namen van dichters in “chữ Nôm" waaronder Nguyễn Du ongetwijfeld als de briljantste figuur wordt beschouwd. Hij was de auteur van “Kim Vân Kiều” of “Đoạn Trường Tân Thanh" (werd in verschillende talen - waarvan een eigentijdse Vietnamese kriticus deze lofspraak met enthousiasme opschreef: Na de omwerking van “Kinh Thư” (het boek der gedichten - Vert .) door Confucius was er geen gedichtenbundel die vergeleken kon worden met dit werk. Wij zouden haast kunnen zeggen dat Nguyễn Du aan ons een ongeëvenaard en niet te evenaren dichtwerk naliet: het ‘Kim Vân Kiều'”.

De historische opsomming de Sino-Vietnamese en “chữ Nôm"-litteratuur getuigt van de originaliteit van onze oude poëtische produkties die de karakter trekken van het volk in tact wisten te houden ondanks zware invloeden van Chinese modellen.

2.- Invloed van westerse denkwijze en cultuur:

De eerste sporen van westerse invloed op de Vietnamese cultuur tegelijk met de uitvinding van “Quốc Ngữ” in de zeventiende eeuw door katholieke missionarissen.

Deze nieuwe schrijfwijze, officieel toegepast begin de negentiende eeuw in het onderwijs en in de litteratuur, heeft op krachtige wijze bijgedragen aan de vermenging van westerse ideën en cultuur in Vietnam.

Onder invloed van Europese meesterswerken, vertaald voor het eerst in get Vietnamees door Trương Vĩnh Ký, Huỳnh Tịnh Của, Nguyễn Văn Vĩnh, Phạm Quỳnh verrijkte het Vietnamese proza zich met talrijke nieuwe manieren van expressie en illustreerde belangrijke en gevarieerde produkties (romans, toneelstukken, essays,...). De poëzie volgde het proza op in hetzelfde ritme. Men constateert hier hoe fors en vruchtbaar onze levenskracht kan zijn. Door de eeuwen heen, zonder zich te laten absorberen door de invloed van de Chinese cultuur, wist de Vietnamese geest daarvan in juist gebruik te maken en zich te laten vernieuwen en tegelijkertijd zichzelf te blijven. Eveneens hebben wij een keuze gemaakt en in ons opgenomen, wat de westerse cultuur ons aan te bieden had, om daarmee een nieuwe cultuur op te bouwen, die, volgens Dương Quảng Hàm, voldoet aan de eisen van het moderne tijdperk en toch trouw blijft aan de geestelijke traditie van on volk.

De karakteristieken waarover wij het net hadden in de Vietnamese litteratuur, worden weer teruggevonden in de Vietnamese kunsten. Ondanks diverse invloeden van de Chinese, Champa's en Franse kunst, laten zij de originele kant hiervan zien in zijn inspiratie, eventueel in zijn manier van expressie.

C.- Kunsten

1.- Bouwkunst :

De Vietnamese bouwkunst, alle buitenlandse invloeden verloochende, duidt een authentieke originaliteit aan. Wat dit betreft hier een bewijs van Louis Bezacier, auteur van “ Vietnamese kunst ”: “Men heeft vaak de neiging Chinese kunst met elkaar te vermengen. Sommige mensen omschreven die nog als een slechte copie van de eerste min of meer een soort koloniale kunst. Een ernstige vergissing die onmiddellijk verdwijnt nadat men met een geringe oplettendheid diverse Vietnamese monumenten heeft geobserveerd".

Maar waaruit bestaat de oorspronkelijkheid van de Vietnamese bouwkunst? Volgens Lương Đức Thiệp, auteur van “ Vietnamese maatschappij ", berust die op het feit dat hij de bestaansvorm en levensopvatting van het Vietnamese volk weerspiegelt. “De Vietnammezen", schreef hij, “leven graag in de delta. Niet gefortuneerd en niet beschikkend over een tamelijk grote levensruimte, konden zij alleen de pagoden, tempels, “Cái Đình” (gemeenschapppelijk gebouw waar verschillende lokale aktiviteiten ten uitvoer worden gebracht – Vert .) hun eigen huizen opbouwen met materialen die zij gemakkelijk ter plekke konden vinden. De meest voorkomende bouwelementen zijn hooi en bamboesoorten. Alle gebouwen, hoe zij ook zijn, bestaan hoofdzakelijk uit een systeem van palen en dakpannen waarop het dak berust en dat het hele systeem versterkt met haar eigen gewicht. Één van de kenmerken van de Vietnamese bouwkunst is juist de rol van de palen die het dak ondersteunen. Bovendien verklaart het tropische klimaat het geringe aantal muren en tussenwanden en de herhaalde afwezigheid van deuren en rolgordijnen voor de ramen. Het oudste woningstype bevat vier daken, twee grote balken (principales – Vert .) en twee balken (accessoires – Vert .). Dit geheel berust op een soort geraamte die weer ondersteund door een systeem van palen. Keizerlijke paleizen, woonplaatsen van mandarijnen, pagoden en tempels zijn volgens hetzelfde model opgebouwd als de woningen van het volk. Alleen verschillenden zij doordat de woonruimte van de elite groter is, soms door toevoeging van verdiepingen of door hun vorm, vaak geïmiteerd volgens het typisch Chinese karakter “Công" of het karakter “Môn", of door de vorm van het dak met beelden van een draak of een feniks.

Wat betreft de militaire contructies hebben ze haar eigen bouwkunst waarvan de oudheid wordt bewezen door historische monumenten zoals de spiraalvormige citadel van “Cổ Loa", de vestingen van “Đại La”, opgebouwd door Chinese gouverneur Cao Biền aan de linkerkant van rivier Tô Lịch (867), de citadel “Hoa Lư”, gesticht door koning Đinh Tiên Hoàng in Ninh Bình (990), die van Long Thành door koning Lý Thái Tổ opgebouwd op de zelfde oude bouwgrond van Đại La... Deze diverse constructies tonen min of meer invloeden van Chinese bouwkunst aan, terwijl een aantal bouwwerken, gedateerd onder de Nguyễn's dynastie zoals de keizelijke stad (Hoàng thành - Vert .) en enkele vestingen met behulp van Franse officiers, getuigen van Franse invloed.

Hoe dan ook, de originaliteit van de bouwkunst is er niet minder om.

2.- Beeldhouwkunst :

De Vietnamese beeldhouwkunst drukt ook hetzelfde dualisme uit: buitenlandse invloed goed in ontvangst nemen en tegelijkertijd trouw blijven aan de nationale aard. Van alle buitenlandse invloed waardoor deze Vietnamese vorm van kunst zich verrijkte, is de Chinese invloed het belangrijkste geweest. Die manifesteert zich in onderwerpen eventueel in motieven van de beeldhouwkunst. Evenals Chinese beeldhouwkunst, specialiseert de Vietnamese beeldhouwkunst zich in beelden van pagoden of in voorwerpen voor gemeenschappelijke - of privé - verering. Wat betreft de motieven, geeft die ook evenals de Chinese beeldhouwkunst de voorkeur aan bv. “Tứ Linh” (de vier fabelachtige dieren – Vert .) en “Tứ Quý" (de vier seizoeren – Vert .) etc…

De tweede belangrijke invloed na de Chinese op de Vietnamese beeldhouwkunst was afkomstig van Champa's kunst. Door uitvoerige onderzoeken bij pagode Phật Tích, ontdekten de archeologen de vrouwenbeelden met vleugels en grote borsten, resten van sokkels waarin de reliëfs met afbeeldingen van fluitspelers zijn gebeeldhouwd, stukken porselein versierd met slingers en andere motieven. Zij zijn volkomen verschillend, vergeleken met de bekende motieven en gebruikelijke patronen bij Vietnamese beeldhouwers van toen. Om enige duidelijkheid te verschaffen aan het gelijktijdige bestaan van Champa's en Vietnamese kunst in deze werken, ontwerpt men de hypothese dat de Champa 's artisten moesten hebben deelgenomen aan de bouw van deze pagode, gedateerd onder Lý's dynastie.

De derde invloed was van Franse kunst geïntroduceerd in Vietnam in de loop van vorige eeuw.

Ondanks deze diverse invloeden van buiten af, wist de Vietnamese beeldhouwkunst zijn eigen distinctie te bewaren. Neem bijvoorbeeld de opmerkelijke beelden van Lê Đại Hành in Kẻ Trèm die er door hun originele stijl heel anders uit zien dan de beelden van andere pagoden.

3.- Schilderkunst:

Op het gebied van schilderkunst omstreeks 1960, lieten onze kunstenaars zich nog inspireren door Chinese modellen. In de meeste werken van hen zijn de Tứ Linh (de vier fabelachtige dieren – Vert .), Tứ quý (de vier seizoenen) Ngũ Phúc (de vijf gelukkigen – Vert .) en de Tam Đa (de drie rijkdommen – Vert .) etc... terug te vinden.

In plaats van zich te beperken tot de studie en imitatie van Chinese patronen, wist de Vietnamese schilderkunst eveneens te profiteren van zijn contacten met de Franse schilderkunst.

Tegenwoordig in Zuid-Vietnam (voor 1975 – Vert .) worden veel vernieuwingspogingen ondernomen op de de nationale kunstacademies. Het doel hiervan is dat men een zo harmonische mogelijke synthese van verschillende invloeden van buitenaf kan creëren. Wij kunnen hierop rekenen dat een nieuw tijdperk zich zal openbaren in de Vietnamese kunst.

Tot nu toe openbaarde zich de originaliteit van onze schilderkunst door zich te manifesteren op een terrein waar zij niet te evenaren blijft: de populaire prenten die jaarlijks worden verkocht ter gelegenheid van het Tet-feest (nieuwjaarsfeest – Vert .). Dat zijn afbeeldingen van fluitspelers(sters) of gitaristen, huisdieren, taferelen van kinder- of volwassenspelletjes op Tet-feest of beelden van het dagelijkse leven.

Hiermee drukt Lương Đức Thiệp in het kort zijn waardering daarvoor uit: “Deze prenten, opmerkelijk door de naïeve eenvoudigheid van hun kunst, vormen een betrouwbaar spiegelbeeld van de humoristische geest van het Vietnamese volk. Zij geven bovendien weer het kleurgevoel op hoog niveau van de makers. Hierdoor kan de ziel van het volk, jong en argeloos, zich verder ontplooien zodat niets in zijn ontwikkeling wordt belemmerd.”

4.- Muziek :

De zelfde buitenlandse invloeden lieten sporen achter in de Vietnamese muziek. De invloed de Champa kwam gelijktijdig met de opkomst van Lý's dynastie. Juist in deze periode werd de muziek immers sterk geïnspireerd Champa's melodieën, triest en smachtend van aard, bekend onder namen als Nam Bình, Nam Ai, Nam Thương, Nam Khách.

Wat de Chinese invloed betreft, werd die officieel erkend onder de regering Hồng Đức. In 1470 gaf koning Lê Thánh Tôn opdracht aan Trần Nhân Trung, Đỗ Nhuận en Lương Thế Vinh om onderzoek te doen naar de Chinese muziek. Voor dit doel stichtte hij twee ministeries. Het ministerie van oosterse kunsten zorgde voor het maken van nieuwe muzikale composities. Het ministerie van het onderwijs had zangers en zangeressen in dienst en ondersteunde hen in de kunst. Elk van deze twee ministeries was geplaatst onder leiding van een Minister. Begin 1578, onder de regering van Quang Hưng zorgden deze ministeries voor de rituelen en ceremoniën van het Hof. Veel later, Iiet het Hof de muziek in de steek omdat deze kunstvorm een specialiteit van privéverenigingen was geworden.

Door contacten met de westerse beschaving, koos het volk voor de Europese muziek en verliet de traditionele muziek. Tegenwoordig (voor 1975 in Zuid Vietnam – Vert .) is het de voornaamste taak van het nationale conservatorium (onderdeel van ministerie van onderwijs) deze vorm van cultuur te verrijken en vernieuwen op basis van een nieuwe synthese tussen oosterse en westerse kunst.

Tot slot

Tot besluit van deze beknopte studie over de karakteristieken van de Vietnamese cultuur, lijkt het ons geschikt een deel van een artikel over het panorama van de Vietnamese, gepubliceerd in “ France-Azie " door Georges Condominas, te citeren: “Men ziet zodanig op alle terreinen,” schreef de auteur “de geweldige originaliteit van van Vietnam verschijnen. Er is inderdaad geen sprake van onderschatting van de overheersende Chinese inloed. Maar het is volstrekt niet zo – zoals het merendeel van de werken bestemd voor een groot publiek ons vroeger deed – dat die de eigen persoonlijkheid van de Vietnamese cultuur reduceert tot een simpele provincie van de Chinese wereld.”

Er was sprake van Sino-wording (sinisation) zoals ergers onder Hindoes-wording (hindouisation – Vert .), maar deze oude gemeenschappelijke leefwereld voor volkeren in Zuid-oost Azië (het ontmoetingscentrum tussen India en China – Vert . ) handhaaft zich bijna ongewijzigd door een geringe buitenlandse inbreng, niet alleen bij bergbewoners maar bestaat nog diep voort in de taal, etnografie, maatschappij, kunsten en geloven van het hedendaagse Vietnam. Het zal alle tegenstrijdige stromingen van de westerse wereld weten te absorberen zoals het zich ook de talrijke elementen (opgelegd of vrijwillig overgenomen) van China wist toe te eigenen voor het opbouwen van haar eigen wereld en het handhaven van haar originaliteit.

 

Nguyễn Khắc Khảm
Vertaling: Nguyễn Thanh Hùng

 

 


Cái Đình - 2008 .