Stan van Pelt


Identificatie oorlogsslachtoffers rijt Vietnamese wonden open

.

Vietnam verwerkt zijn oorlogsverleden maar moeizaam omdat een half miljoen slachtoffers nog niet is geïdentificeerd. Dna-technieken lijken een oplossing te bieden, maar die botsen met spirituele overtuigingen en rakelen oude politieke spanningen op. Antropologe Tâm Ngô van de Radboud Universiteit gaat onderzoeken hoe ze met elkaar te verenigen zijn.

In 1954 vocht de Vietnamese militair Lo Tich mee in de slag bij Dien Bien Phu.
Hier staat hij met zijn decoraties bij het overwinningsmonument in die plaats. ©REUTERS

Het klinkt als een ongewone mix: spiritualiteit, politiek en dna-technieken. Toch is precies die combinatie het studieobject van Tâm Ngô (39), universitair docent aan de Radboud Universiteit en senior-onderzoeker aan het Max Planck Instituut in het Duitse Göttingen. Het zijn essentiële, maar tegelijkertijd lastig mengbare ingrediënten bij het verwerken van het oorlogsverleden in Vietnam, legt de van oorsprong Vietnamese antropologe uit. Met een Vidi-beurs, die ze onlangs kreeg van onderzoeksfinancier NWO, gaat Ngô de komende vijf jaar onderzoeken hoe zowel politieke spanningen als het lokale geloof in geesten de dna-identificatie van oorlogsslachtoffers in Vietnam precies compliceren en wat er voor oplossingen zijn.

De Vietnamoorlog is toch al bijna een halve eeuw afgelopen?

‘Klopt, maar voor miljoenen Vietnamezen is de Vietnamoorlog nog lang niet voorbij. Bijna vijftig jaar na dato weten zij nog steeds niet waar veel van hun overleden familieleden begraven liggen. Het oorlogsverleden is met alle familieverledens verweven, ook het mijne. Mijn vader was arts aan het front in het zuiden, mijn moeder moest haar dorp in het noorden ontvluchten.’

Om hoeveel oorlogsslachtoffers gaat het?

‘Er zijn meer dan een miljoen Vietnamezen overleden – niet alleen tijdens de oorlog met de VS, maar ook later nog, in de derde Indochinese oorlog met Cambodja en China. In het Westen is er vooral aandacht voor de Amerikaanse doden en veteranen, terwijl er veel meer Vietnamese slachtoffers zijn. Daar hoor je maar weinig over.’

‘Van de helft van de doden weten we niet waar ze begraven liggen – in Vietnam zijn veel anonieme massagraven. Dat is een groot probleem. In de Vietnamese cultuur is het belangrijk dat doden een tweede keer worden begraven, anders is de levenscyclus niet voltooid en wordt de ziel niet verlost.’

Wat gaat u precies onderzoeken?

‘Ik ga onderzoeken hoe recente dna-technieken botsen met oude spirituele overtuigingen. Sinds 2013 heeft de overheid high-tech dna-labs uit het Westen laten overkomen om botten van overledenen te onderzoeken. Veel nabestaanden zijn daar helemaal niet blij mee, zij zien het vermalen van botten van hun dierbaren om dna te verkrijgen als een belediging van de doden. Dat kan nooit tot iets positiefs leiden, redeneren ze.’

‘Westerse landen als Duitsland, die helpen bij het opzetten van dna-labs in Vietnam, houden onvoldoende rekening met deze sentimenten. Zij richten zich alleen op de techniek. Maar dna alleen is niet de oplossing, je moet spirituele overtuigingen ook serieus nemen. Anders accepteren mensen de dna-uitslagen niet en kunnen ze het verleden nog steeds niet verwerken.’

Wat zijn die spirituele overtuigingen precies?

‘Het geloof in geesten is een belangrijk aspect van de Vietnamese cultuur. Helderzienden genieten bijvoorbeeld veel aanzien. Vooral voor zuid-Vietnamese nabestaanden van oorlogsslachtoffers zijn deze helderzienden van therapeutische waarde, omdat zij veel van hun overledenen niet kunnen bezoeken. Deze familieleden vochten immers mee aan de zijde van de VS en worden door de regering als ‘vijandige’ doden gezien. Vaak liggen ze op begraafplaatsen in het zuiden die tot verboden militair terrein zijn verklaard. Maar ook noord-Vietnamezen kunnen soms lastig naar hun doden toe. Zij liggen tot in Laos en Cambodja begraven, duizenden kilometers ver weg.’

‘Via telepaten kunnen al deze nabestaanden toch in contact komen met hun dode familieleden. Soms zelfs letterlijk: veel telepaten verzamelen zelf botten op afgelegen plekken om ze vervolgens aan de vermeende nabestaanden te geven. Zo raken ook weer botten verloren voor dna-identificatie.’

Identificatie van oorlogsslachtoffers doet politieke tegenstellingen weer opleven, vertelde u.

‘Ja, daarmee doel ik op de oude tegenstellingen tussen noordelijke en zuidelijke inwonersgroepen. Veel Vietnamezen uit het zuiden hebben het gevoel dat de regering de nadruk legt op het identificeren van noord-Vietnamese slachtoffers, terwijl hun eigen doden behandeld worden als ‘vijanden van de staat’. Andersom heeft de Vietnamese overheid Amerika juist beloofd te helpen met het identificeren van hún vermiste soldaten – zowel Amerikanen als de Vietnamezen die met hen mee streden. Dat is belangrijk voor de herstelde relatie tussen de twee landen. De VS betalen er ook miljoenen voor.’

‘De Vietnamese regering zit daarmee in een onmogelijke spagaat. Ze kan niet zuid-Vietnamese slachtoffers identificeren en tegelijk volhouden dat deze doden staatsvijanden zijn. Al met al zet het proces van dna-identificatie de verzoening tussen noord en zuid, en tussen Amerika en Vietnam flink onder druk.’

Hoe kun je nu rekening houden met al die politieke en spirituele factoren?

‘Dat is nu precies wat ik ga onderzoeken! Je lost het probleem in ieder geval niet op door als overheid of dna-onderzoeker spirituele overtuigingen en politieke gevoeligheden te negeren. Technologie is niet apolitiek. Uiteindelijk gaat het erom dat mensen het verleden kunnen verwerken. Ik wil in kaart brengen wat nabestaanden daarvoor nodig hebben – wat ze verwachten van de overheid, van dna-onderzoekers, en hoe spiritualiteit daarbij kan helpen. Met al die groepen ga ik praten. Het zou denk ik helpen als identificatie en verwerking veel meer als gezamenlijk doel wordt gezien: van de staat en al haar inwoners samen. Anders blijft het oorlogsverleden een grote open wond die blijft etteren.’

<=== Tâm Ngô ©stan van pelt

.

Stan van Pelt
Uit: De Volkskrant, 26.06.2019


Cái Đình - 2019