Thanh Tâm


Hụi

Vrijwel tegelijkertijd met het uitvinden van het geldstelsel ontstonden twee behoeftes van mensen: lenen en sparen. In de ontwikkelde landen worden deze behoeftes door de banken geregeld. Maar wat gebeurt er in de ontwikkelingslanden, als ‘de bank’ daar nog een vreemd begrip onder de gewone burgers is? Men moet bijvoorbeeld bij een soort ‘leenwinkel’ hun bezittingen zoals sieraden, kosbare voorwerpen... verpanden, of een spaarpot aanschaffen. Beide methoden hebben nadelen: veel mensen beschikken lang niet altijd over een concreet vermogen, de spaarpot levert op den duur alleen verlies op, en de ongecontroleerd hoge rente bij de geldbemiddelaars laat menigeen schrikken. Daarom zijn er in die landen diverse manieren uitgevonden om dit financieel probleem op te lossen. In Vietnam kent men zo'n vorm: Hụi, een speciaal spaar- en leensysteem. Het deelnemen aan 'Hụi' is zeer populair onder de bevolking.

 

Wat is 'Hụi' ?

'Hụi' stamt af van China. Het woord 'Hụi', een Vietnamees fonetische vertaling van een Vietnamees-Chinees woord, betekent: een club of een vereniging. Een groep 'hụi' bestaat uit een oproeper (het hoofd) en de leden. De oproeper is iemand die de mensen in zijn directe omgeving goed kent en, door zijn aanzien of door zijn situatie in de maatschappij, enig garantie kan geven voor de betaling, of iemand die goed kan babbelen. Hij gaat bij een aantal van zijn kennissen langs om een 'hụi' voor te stellen. Als hij voldoende belangstelling van zijn kennissen krijgt, richt hij de 'hụi', een soort spaarclub, op. De spelregel is heel eenvoudig: Iedereen die eraan mee doet spreekt met elkaar een nominaal termijnbedrag en een vast betalingstermijn (meestal eens per maand of eens per week) af, waarbij ze bij elkaar komen voor de 'trekking'. Op deze dag neemt iedereen een briefje met zich mee, waarin een (rente)vergoeding staat aangegeven die hij/zij bereid is te geven, indien hij/zij het nominale bedrag van hun mag hebben. In aanwezigheid van de leden worden de briefjes door het hoofd opengemaakt. Degene die de hoogste vergoeding biedt, krijgt de pot. Wie al aan de beurt is geweest, moet daarna bij elk termijn het nominale bedrag terugbetalen. Het hoofd houdt de administratie bij en is verantwoordelijk voor het innen van de bedragen en deze te overhandigen aan de 'winnaar' van de trekking. In ruil van dit karweitje mag het hoofd bij de eerste termijn de volledige pot hebben (geen vergoeding aan de leden dus). Na de laatste trekking is de club opgeheven.

 

Hoe wordt het in de praktijk vertaald?

Stel: een hụi bestaat uit twaalf leden en een hoofd. ledereen wil per maand € 100 inleggen. Bij de eerste keer krijgt het hoofd € 1200, waarna hij elke maand € 100 in de pot moet storten. Stel dat iemand bij de volgende bijeenkomst een rentebod doet van € 10 en de pot mag hebben, dan krijgt hij € 100 van het hoofd plus € 990 (11 maal € 90) van de andere ieden, bijelkaar € 1090 dus. Bij de tiende trekking bijvoorbeeld, als iemand de pot mag hebben met € 20 vergoeding, dan krijgt hij € 900 van het hoofd en acht leden die de pot al gehad hebben van de afgelopen 9 trekkingen, plus € 240 (3 maal € 80 van de rest van de groep), in totaal € 1140. Bij de laatste trekking (één jaar en één dag na de opening) gaat een som van € 1200 naar het laatste lid van de groep, en de groep houdt op met het bestaan.

Degene die de eerste keer de pot krijgt, is in feite een kredietnemer met een vaste 'marktrente' op dat moment. Degene die het laatste aan de beurt komt, is puur een spaarder. De andere leden hebben een gedeelte gespaard en een gedeelte geleend. Het hoofd krijgt van de groep een renteloos voorschot dat hij in twaalf termijnen terug moet betalen.

 

Het verloop van de (rente)vergoeding

'Hụi' is, in de taal van het bankwezen, een spaarsysteem met opnamemogelijkheid, gecombineerd met de mogelijkheid tot een eenmalig krediet. De rente van het geheel berust op de markteconomie binnen een kleine gemeenschap, oftewel volgens de regel ‘vraag en aanbod'. Hoe meer leden die de som willen nemen, des te hoger de vergoeding is (de rente dus). In ieder geval ligt deze rente altijd hoger dan die van de bank. In een kleine kring (hụi bestaat zelden uit meer dan twintig leden) is het interessant omdat iedereen elkaar kan ‘voelen’ en lobbyen, met name vlak voor de trekking-bijeenkomst. Een te lage bod betekent een hoog risico, dat de kans van het kredietnemen kan voorbijgaan. Een te hoge bod kan tot een teleurstellende emotie leiden, indien uit de trekking blijkt dat de hoogste bieder de reaktie van de rest totaal verkeerd ingeschat heeft (waanzinnig hoge bod gedaan om de pot met een absolute zekerheid te pakken, bijvoorbeeld vanwege de financiële noodtoestand).

Er bestaat geen echt verband tussen de renten binnen de ‘hụi’ en de marktrente, daar de individuele situatie zich afspeelt op de hoogte van de (rente)vergoeding die hij bereid is om af te staan. Normaalgesproken begint de rente op een laag niveau bij de eerste trekkingen, loopt tot een maximum op en daalt daarna weer enigszins op het einde. De rente loopt tot een maximum, omdat mensen vaker naar de absolute getallen kijken dan naar de rentepercentage (zie de vergelijking in het voorbeeld hierboven) en doordat de kans van onzekerheid sowieso toeneemt (alhoewel het hoofd voor het op tijd en correct uitbetalen garant staat) naarmate meerdere mensen de pot al gepakt hebben. Bovendien moeten ze op de afgesproken termijnen terug betalen, wat niet altijd lukt voor iedereen. Men kan er ook vandoor gaan met de pot waardoor alle spaarders daarvan de dupe worden. Voor deze gevreesde gebeurtenis bestaat een begrip: een gebroken hụi.

In de praktijk komt het trouwens niet vaak voor dat het hoofd een man is. Misschien hebben vrouwen meer aanleg voor dit soort verkooppraatjes. Of de grondslag ligt in de Vietnamese cultuur, waarbij de vrouwen normaliter het huishoudelijke budget bijhouden (de mannen leveren in het algemeen alles wat hij verdient in bij zijn echgenote, die hier verder mee moet zien rond te komen).

 

'Hụi' onder de Vietnamezen in Nederland

Ondanks het feit dat het geldverkeer in Nederland goed geregeld is door een netwerk van de banken en van de geldverstrekkers zie je hier en daar toch nog steeds diverse groepen ‘hụi’. Het bestaan van dit kleinschalige spaarsysteem is te verklaren door de volgende redenen :

– Het meenemen van de gewoontes van het geboorteland naar een immigratieland.
– Het is vaak onmogelijk voor de mensen met een lage inkomen (bv. de uitkeringsgerechtigden) een lening af te sluiten bij de bank.
– Het gevaar van deze mensen als ze via de bank gaan sparen nu de banken de financiële gegevens aan de fiscus of aan de sociale dienst doorgeven.
– Men is bv. wegens schuld of wanbetaling niet meer kredietwaardig.

Door de ontwikkeling van de financiële en de sociale situatie van de Vietnamezen in Nederland is het vanzelfsprekend dat ‘hụi’ op een dalende trend ligt. Met name door het uiteenvallen van een sterke band tussen de familieleden of leden van een kleine gemeenschap en een toenemend individualisme blijft er slechts een miniem onderling vertrouwen tussen de mensen, waardoor men na afweging toch maar naar de bank gaat voor een lening of voor een spaarrekening. Intussen loopt het 'hụi'-systeem in Vietnam nog steeds voorspoedig. Regelmatig lees je in de Vietnamese kranten dat weer een 'hụi' gebroken is, met de schade soms tot miljarden VND kan oplopen.


Thanh Tâm


Cái Đình - 2004