Jan-Hein Strop


Zeilend zaken doen in Vietnam

 

Ook dit jaar is er weer een grote trek van westers kapitaal naar opkomende markten.
Hoe houden Nederlandse ondernemers daar het hoofd boven water?.

 

Zij was een bootvluchteling, die op haar achtste naar Nederland kwam. Hij was een typische Hollandse jongen die gek was op zeilen, altijd in de buurt van het water. Op een zomerse dag kwamen ze elkaar tegen in de haven van Muiden. Een paar jaar later waren ze getrouwd en begon er bij beiden iets te broeien. Zij wilde terug naar haar land van herkomst. Hij wilde wel gaan varen, op de Vietnamese zee.

Zo bracht het lot Ruurd van Putten naar een kustplaats in Vietnam , waar de schipper met behulp van een Nederlandse financier van plan is een groot jacht te bouwen, geschikt voor zeiltochten met groepen toeristen. Midden in het centrum woont hij nu al bijna een jaar met zijn vrouw en drie kinderen, vlakbij het strand van de bekende Vietnamese badplaats Nha Trang. ‘Het is heerlijk hier en nooit saai', zegt Van Putten door de telefoon. ‘Alles is hier nog zo puur.'

Van Putten, die vorig jaar augustus de overstap waagde, wil met zijn nieuw te bouwen jacht vooral Aziatische toeristen trekken. Als alles goed gaat, kunnen ze vanaf eind 2009 bij hem aan boord klimmen en vanaf de 32-meter lange Lotus de lange rij palmbomen van Nha Trang fotograferen. ‘Mijn plan is om het watersporttoerisme hier verder te ontwikkelen. De potentie is enorm. Vietnam heeft 3.000 kilometer kustlijn', vertelt de 33-jarige Nederlander geestdriftig.

Maar met geestdrift alleen kom je er niet, zo blijkt uit zijn verhaal. Ondernemen in Vietnam , dat na China de snelst groeiende economie ter wereld heeft (8,5 procent in 2007), is op zijn zachtst gezegd wat anders dan in Nederland de Kamer van Koophandel binnenwandelen.

Vietnam is – althans officieel – nog steeds een socialistische republiek die geregeerd wordt door een éénpartijstelsel. En hoewel het hard werkt zich te hervormen tot een vrijemarkteconomie en de sluizen voor buitenlands kapitaal heeft opengezet, is het opzetten van een bedrijf nog altijd een bijzonder weerbarstig proces. Of zoals Van Putten het uitdrukt: ‘Je moet hier je frustraties goed kunnen onderdrukken.'

‘Het vergaren van informatie is eigenlijk het grootste probleem', zegt hij. ‘Alles is ‘staatsgeheim'. Probeer maar eens uit te vinden wat een bestemmingsplan is voor een bepaald gebied.Of wat bijvoorbeeld een secretaresse hier per maand kost. Daar kom je simpelweg niet achter. Net zoals je niet weet of iemand corrupt is.'

Volgens de ondernemer is het daarom van het allergrootste belang om een betrouwbare, lokale partner met een netwerk te vinden. In het geval van Van Putten had zijn vrouw familie wonen in Nha Trang. ‘Dat hielp natuurlijk wel', zegt hij. ‘Alles draait hier om contacten. We maken zelfs schema's wie wie kent, het is echt een zoektocht. Wanneer je weet hoe die verhoudingen liggen, moet je vaak uit eten.'

Voor Van Putten kwam er naast het feit dat hij geen Vietnamees is nog een extra handicap bij: hij opereert in de toeristische sector en die is door de Vietnamese overheid nog niet volledig vrijgesteld. Als buitenlandse ondernemer ben je dus nog steeds verplicht een joint venture aan te gaan met een lokale partij.

‘Als je in dat bedrijf een meerderheid hebt, zijn er vervolgens allerlei verplichtingen waaraan je moet voldoen', legt de schipper uit. ‘Naast een investment licence heb je een business licence nodig, een soort inschrijving bij de plaatselijke Kamer van Koophandel. Als je ziet wat je daar allemaal voor moet inleveren… daar word je helemaal eng van. En alle stukken moeten in het Vietnamees.'

Vandaar dus de noodzaak van een kundige partner. Maar er is volgens Van Putten wel een alternatief voor de minder geduldigen. ‘Veel Vietnamezen die bij grote bedrijven werken, doen er wat consultancy naast, gewoon in de avonduren. Die hebben goede contacten bij de overheid, dat helpt. Voor iets van 3.000 dollar regelen ze de licentie voor je. Maar wij doen het zelf.'

En dat heeft Van Putten geweten. In december leverde hij zijn aanvraag in en nu wacht hij nog steeds op goedkeuring, ook al schrijft de wet een termijn voor van vijftien dagen. ‘Het stagneert omdat ze niet begrijpen wat we willen. We krijgen voortdurend de idiootste vragen. Laatst vroeg een ambtenaar bijvoorbeeld hoe hoog de mast was. Vervolgens vroeg hij hoe hoog de mast was met de zeilen naar beneden.'

‘Dit is typisch iets Vietnamees', meent de ondernemer. ‘Als het ingewikkeld wordt, dan kan het niet. Dan durven ze geen beslissing te nemen. Iemand die dit verhaal kent zei laatst tegen me: ah, je hebt mister cannotontmoet.' Daar staat tegenover dat Van Putten de mensen wel ‘heel aardig' vindt. En dan doelt hij voornamelijk op de Vietnamezen in de zuidelijke regio. Want ondanks de eenwording na de oorlog, bestaat Vietnam volgens veel waarnemers gevoelsmatig nog altijd uit twee delen: het communistische noorden, waar hoofdstad Hanoi is gevestigd en het vrijere zuiden, waar Ho Chi Minh City – het oude Saigon - het leeuwendeel van de investeringen aantrekt.

Sinds een paar jaar, en helemaal sinds Vietnam in 2006 toetrad tot de WTO, stromen grote hoeveelheden buitenlands kapitaal het land binnen. Het heeft China zelfs verstoten als aantrekkelijkste productieland, vanwege de nog lagere lonen. Hoe prettig dat ook is, volgens Van Putten is er ook een keerzijde. ‘Weinig mensen profiteren van de economische groei. Er is oververhitting waardoor de bevolking veel last heeft van hoge inflatie. Mensen zien alles duurder worden.'

 

Jan-Hein Strop
(Uit: De Pers, 06/04/2008)

 


Cái Đình - 2008 .