Uyên Lu
Ausländer
.
Op een dag zie ik opeens in de school-WC de tekst: Ausländer Raus! Heel even twijfel ik aan mijn woordenschat van de Duitse taal. Hebben ze het over mij en mijn zus, want we zijn zowat de enige twee buitenlanders op deze school. Verdoofd kijk ik ernaar. Bedoelen ze dat wij hier niet gewenst zijn en daarom terug moeten naar Vietnam? Ik krijg buikpijn van die gedachte en probeer in de grote pauze mijn zus op te zoeken om haar dit te vertellen. Mijn zus twijfelt of ik het goed gezien heb en of ik de goede vertaling heb gemaakt. Ze wordt ook heel ongerust zodra ze dit met eigen ogen heeft gezien.
Dagenlang lopen we ermee in onze maag. We worden stiller en weten niet hoe hiermee om te gaan. Iedereen kan deze tekst zien maar niemand gaat de tekst weghalen. Dit betekent dat iedereen het er mee eens is? En hoe denken de leerlingen van de bovenbouw die ons elke week trouw komen helpen met de lesstof? Willen ze ons ook stiekem hier weg hebben, terwijl ze op het oog zo aardig tegen ons doen?
We gaan iets vaker naar die ene WC om te kijken of het er nog staat. En iedere keer gaan we met buikpijn daar weg, het is er nog steeds! Op een avond merkt één van de leerlingen van de bovenbouw dat er iets met ons aan de hand is. Ze ervaart afstandelijkheid van onze kant en probeert hiernaar te vragen. Na veel wikken en wegen vertellen we haar over de tekst van de WC op school en dat wij ons heel ongerust voelen. Ze kijkt ons totaal verrast aan en lacht heel hard erbij: ‘Jullie moeten die tekst niet serieus nemen. Degene die dit gedaan heeft is niet goed wijs!’. We kijken haar eerst ongelovig aan maar merken dat zij heel overtuigend klinkt. Maar we zijn nog niet helemaal gerusgesteld, want er loopt iemand rond op school die ons vijandig is. De leerlingen van de bovenbouw merken dat en raden ons aan met onze mentor hierover in gesprek te gaan.
Dit hebben we gedaan en de mentor legt uit: ‘Op dit moment is er veel werkloosheid in Nederland. Hierdoor voelen veel leerlingen zich bedreigd door buitenlanders die de toekomstige banen inpikken. De politiek en media spelen hier handig op in maar jullie zijn hier welkom en maak je niet ongerust. Als er iets is, kom bij ons langs.’
Ik zou mijn mentor graag willen geloven maar probeer mij uit voorzorg nog ‘onzichtbaarder’ te maken dan voorheen. Op een middag in de pauze zoek ik weer zoals gewoonlijk een stille hoek in de kantine en probeer mijn boterhammen weg te werken. Vanuit die hoek kan ik zien hoe mijn klasgenoten aan een paar tafels verderop het gezellig met elkaar hebben. Ze lachen, praten en doen kaartspelletjes. Ik duik verder in de boeken om de tijd te verdrijven. Opeens komt een klasgenoot naar mij toe. Hij vraagt met een onbevangen blik: ‘Waarom zit je altijd in je eentje in de pauze? Wil je niet bij ons komen zitten?’. Ik had deze vragen totaal niet verwacht en weet eerst niet goed hoe ik hierop moet reageren. Dan vertel ik hem dat ik niet weet of ze mij aardig genoeg vinden.
‘Tuurlijk wel, kom maar bij ons zitten’ en spontaan pakt hij mijn schooltas en sleurt mij mee naar de drukbezette tafel van mijn klasgenoten. Andere klasgenoten begroeten mij spontaan en uitbundig. Eentje stelt dezelfde vraag als die ene klasgenoot. Ik voel een brok in mijn keel en aarzel of ik in de groep kan vertellen wat ik in de school-WC gezien heb. Maar het komt eruit voordat ik er erg in heb:
‘Ik ben een buitenlander en voel me hier niet meer welkom’.
‘Hoe kom je erbij?’
‘Ik heb de tekst in de school-WC gezien in het Duits.’
‘Welke tekst?’
‘Ausländer Raus!’
Deze kinderen kijken mij aan of ze het in Keulen horen donderen. Ze beginnen heel druk met elkaar te praten. Uit hun reacties begrijp ik dat ze deze tekst totaal niet gezien hebben en dat ze het er ook niet mee eens zijn. Ze stellen mij gerust en zeggen dat ze juis heel bijzonder vinden dat ik bij hen in klas ben gekomen. Er komen bij mij de tranen van opluchting. Gelukkig heeft de mentor toch gelijk. Ik ben hier nog steeds welkom voor een groot aantal mensen. De brok in mijn keel verdwijnt en ik begin mij meer op mijn gemak te voelen bij mijn klasgenoten.
Sinds die dag eet ik altijd met hen samen in de kantine en loop ik met hen mee naar de klaslokalen. Ik leer van hen veel woorden die het Nederlands woordenboek niet eens halen. Ik roep nu ook vrolijk’hoooou doooooe’ bij afscheid nemen in plaats van ‘ajuuus’.
.
Uyên Lu
Uit het boek: Verborgen Veerkracht (2018)
Lees hier meer over het boek "Verborgen Veerkracht"