Ad Fransen


Nhung Dam: 'Ik ben een vrouw die van helderheid houdt'

.

Wat betekent het om nu vrouw te zijn? Actrice en schrijfster Nhung Dam (33):
‘Misschien was ik wel een heel raar meisje.’ 

Nhung Dam. Haar en make-up: Iraj Raghosing Top en broek: Oilily Verbeek ©Imke Panhuijzen

‘Ik had het afgelopen jaar een roman geschreven, in tv-series gespeeld, film, theater... ik voelde me ineens een opgeknipt persoon. De grote vraag is: hoe maak ik een geheel van mijn leven? Ik ben er nog niet uit.’ Acteur, schrijver, theatermaker Nhung Dam (33) is net terug uit Bali, waar ze zich bezon op haar toekomst. Op de terugreis was er turbulentie en begon het vliegtuig te schudden. Nhung Dam bad tot Boeddha. ‘Uit het niets vroeg ik hem om hulp.’

Bent u gelovig opgevoed?

‘Ik ben een dochter van twee Vietnamese bootvluchtelingen. Thuis werd veel aan Boeddha-verering gedaan, overal stonden beelden waarvoor mijn moeder wierook opstak.’

Heeft in uw eigen huis nog een Boeddhabeeld?

‘Ja, dat heb ik cadeau gekregen en daar horen allerlei regels bij. Zo mag een vrouw Boeddha niet aanraken als ze menstrueert. Ik was eens ongesteld en zag dat het beeld onder het stof zat. Voor de veiligheid heb ik maar een paar dagen gewacht met schoonmaken. Je weet maar nooit of het heelal op je neerstort.’

Nadat uw ouders in 1981 door een Nederlands vrachtschip werden opgevist uit de Stille Oceaan kwamen ze in Groningen terecht. Hoe zijn ze daar opgevangen?

‘Goed. Mijn ouders vertelden dat de Groningers gratis meubels en huisraad kwamen brengen. Pas onlangs hoorde ik van mijn vader dat hij van het asielzoekerscentrum een uitklaptafel en een frituurpan mocht lenen, nadat de gemeente Groningen hem op straat een plek had toegewezen waar hij loempia’s kon verkopen. De Groningers stonden in de rij. Later mocht hij op diezelfde plek een vaste kiosk bouwen. Die heeft hij naar mij vernoemd: Bich Nhung. Bich is Vietnamees voor ‘van de.’

Denkt u dat u anders bent opgevoed dan een meisje van Nederlandse komaf.

‘In de traditionele Vietnamese cultuur heeft de vrouw een ondergeschikte positie, daar ben ik ook mee opgegroeid. Ik heb daar zo’n weerstand tegen gekregen, dat ik ben gaan overcompenseren en bijvoorbeeld heel obsessief erop let of de man in het huishouden wel evenveel doet als de vrouw.’

Mocht u een vriendje meenemen naar huis?

‘Ha, ha, ik mocht niet eens een vriendje hébben. Op mijn 11de zag ik andere meisjes hand in hand lopen met een jongen. Dat wou ik ook. Met kloppend hart vroeg ik aan mijn ouders, terwijl ik achter in de auto zat: ‘Papa, mama, wanneer mag ik verkering?’ Mijn vader stond zowat op de rem, riep: ‘Echt nooit! Vergeet het maar, misschien als je 23 bent.’

In uw coming of age-roman Duizend vaders schildert u een grimmige verhouding tussen de noorderlingen en de nieuwkomers

‘Als die sfeer negatief overkomt, dan heb ik dat ten gunste van het plot gedaan. Het gaat om een meisje van 11 dat zich staande probeert te houden in een vijandige omgeving. En als jong meisje heb ik de nuchterheid van de Groningers verward met norsheid. Nu vind ik hun directheid heel prettig. Ik ben namelijk een vrouw die van helderheid houdt.’

Werd u gepest?

‘Ja, ik werd op de basisschool uitgescholden voor poepchinees of in mijn gezicht gespuugd zonder dat ik wist waarom. Ik hield als meisje – en hou nog steeds – erg van kleurtjes, maar destijds kleedde ik me zo onopvallend mogelijk, anders werd ik gepakt. En nadat mijn vader eenmaal zijn loempiatent naar mij had vernoemd, scholden ze me uit voor Bitch Nhung.

Waarom moesten ze u hebben?

‘Ik denk nu dat het misschien ook een wisselwerking was. Qua uiterlijk was ik een outsider, maar als ik mijn dagboek erop nalees, zie ik dat ik toen in een fantasiewereld leefde, ik voelde nauwelijks aansluiting met de rest. Dus misschien was ik wel een heel raar meisje. Mijn jongere zusje had bijna nergens last van.’

Wat valt u het meest op als u in uw oude dagboeken leest?

‘Dat ik heel jong de wereld probeerde te snappen. Een woord als ‘vergankelijkheid’, daar was ik zo door geobsedeerd. Het ondenkbare idee dat alles voorbij kan gaan. Als reactie daarop valt er denk ik ook veel levensdrang uit mijn dagboeken te halen. Bijna alle meisjes op de basisschool liepen weg met Het Achterhuis van Anne Frank. Stiekem dacht ik: misschien ben ik met het opschrijven van wat ik meemaak ook met iets belangrijks bezig. Als ze later dan mijn dagboek lezen, word ik bewonderd. Het was een verlangen om gezien te worden.’

Hoe was de sfeer thuis?

‘Ik had niet de klassieke moeder die met een kopje thee kwam vragen: ‘Hoe was je dag op school?’ Mijn moeder had last van haar ervaringen als bootvluchteling. De moeilijke term posttraumatisch stresssyndroom was mij als kind al vroeg bekend. Ik stond een keer met haar op de pont naar Amsterdam-Noord. Ze raakte helemaal in paniek. Van water wordt ze nog steeds angstig.’

Welke rol speelde uw vader in het gezin?

‘Mijn vader was erg streng en hij werkte heel hard. Nadat de loempiakraam ook zonder hem kon draaien, was hij steeds vaker in Vietnam. Hij importeerde van alles. Dan weer stond de woonkamer vol met keramiekkikkers, dan weer met rieten manden. Hij bleef steeds langer van huis. Totdat we erachter kwamen dat hij in Vietnam nog een gezin had met twee kinderen. Als kind begreep ik daar helemaal niets van. Ik dacht: je bent toch mijn papa, hoezo ben je ook nog de papa van iemand anders?’

Heeft u er later met hem over kunnen praten?

‘Ik heb een theatervoorstelling gemaakt waarin ik een brief voorlees aan hem, dat ik kwaad ben over zijn bedrog, dat ik me eenzaam heb gevoeld. Die brief heb ik hem later gestuurd. Maar ik heb er niets meer op gehoord. Mijn vader is geen prater, hij klapt gauw dicht.’

Lost u een probleem op door er kunst van te maken?

‘Als ik theater maak, probeer ik altijd iets te produceren dat over de scherpe kantjes van het leven gaat. Op die manier kan ik mijn woede kwijt of leer ik een pijnlijke situatie beter te begrijpen.’

Heeft u een relatie?

‘Ja, al bijna drie jaar. Daarvoor was ik heel lang alleen. Liever vrijgezel, dacht ik, dan een relatie met iemand die gewoon oké is. Ik wilde graag een man tegen wie ik kan opkijken, die dingen doet die ik totaal niet kan. En ik hoef niet iemand die thuis op de bank zit te wachten tot ik terugkom van een theatertournee of die ook in de toneelwereld zit. Nelson, zo heet hij, doet iets heel anders. Hij heeft een recruitmentbureau in de bouw- en architectuurwereld. Dat is toch mooi: sinds ik hem ken, kijk ik vaker naar boven als ik door de stad loop en zie ik in gebouwen ineens heel andere dingen.’

Wilt u moeder worden?

‘Dat is nou weer zo’n vraag, waardoor bij mij allerlei alarmbelletjes afgaan over hoe het verder moet. Er bestaat een mantra in het boeddhisme om je van zulke gedachten te ontdoen. Die gaat zo: Ik ben niet mijn emoties, ik ben niet mijn gedachten, ik ben niet mijn materieel bezit en – nu komt het moeilijkste – ik ben niet mijn werk. Daar stokt het, dat niveau heb ik nog lang niet bereikt. Ik kan mijn werk niet loslaten. Ik moet nog zoveel verhalen maken, rollen spelen, daarom kan ik nu niet zeggen: ja, ik wil dan en dan kinderen.’

Wat heeft u van uw moeder geleerd?

‘Dat ik geen man nodig heb om te overleven en dat ik in een relatie een zelfstandige vrouw moet blijven.’

Wat heeft u van uw vader geleerd?

‘Desnoods de boel forceren als je iets bijzonders wilt bereiken, je niet laten weerhouden door je eigen angst of de weerstand van anderen.’

Wat zou u graag nog willen spelen op toneel?

Drie Zusters van Tsjechov, maar daar word ik niet voor gebeld. Ik heb het weleens gevraagd aan een regisseur. Die antwoordde: ‘Als ik jou cast als een van die zusters denken de mensen: is zij soms geadopteerd?’

Moet u voor film of tv vaak tegen uw zin het Oosterse meisje spelen?

‘Bij typecasting heb ik mezelf de regel gesteld: ik doe het alleen als er echt iets te spelen valt. Dus wanneer ik gevraagd word als baliemedewerkster van een Chinees restaurant en alleen maar de menukaart hoef aan te reiken, dan zeg ik nee.’

Met wie werkt u in de toneelwereld het liefst samen: met vrouwen of met mannen?

‘Met mannen vind ik het overzichtelijker, minder ingewikkeld, ik snap beter wat er gebeurt.

‘In gezelschap van vrouwen voel ik me af en toe een autist. Laten we zeggen, een vriendin vertelt hoe onaardig ze wordt behandeld door haar vriend. Dan zie ik alle andere vrouwen dat kritiekloos bevestigen. Nu weet ik uit films dat dat zo hoort, maar zelf voel ik helemaal niet dat ik zo’n reactie moet geven. Ik zou op zo’n moment misschien liever willen zeggen: 'Maar het is toch ook heel raar hoe jij zelf de laatste tijd met je vriend omgaat.’ Tegen een man zou je zo’n opmerking ongestraft kunnen maken. Maar van een vrouw krijg je dat twee jaar later nog terug.’

Weet u nog waarom u actrice wilde worden?

‘Weer zo’n grote vraag. Natuurlijk vroegen ze dat op de toneelacademie ook al en of ik misschien een groot voorbeeld had. Ik kan mensen goed bewonderen, maar nooit heb ik een ander willen zijn. Altijd denk ik: ik ben Nhung. Misschien ben ik wel actrice geworden om zelf bewonderd te worden, applaus te krijgen. Dat dacht ik laatst, ik vond het zo’n kinderachtige reden en schaamde me een beetje, maar is dat raar?’

Loont het de moeite in de toneelwereld om je vrouwelijkheid in te zetten?

‘Ik zie het geregeld gebeuren. Maar ik houd het graag helder. Waarom zou ik flirten met een regisseur als ik toch niets met hem wil? Je geeft die man valse hoop en in feite verraad je een gebrek aan talent.’

Moet er in de theaterwereld nog iets bevochten worden voor vrouwen?

‘Ik vind dat een even ingewikkelde vraag als de roep om meer multiculti bij het toneel. Ik wil niet gevraagd worden om mijn kleur, maar omdat ik iets goeds neerzet. Dus ik hoop dat er een moment komt dat het helemaal niet nodig is om erop te hameren dat je vrouw bent of iemand van vreemde komaf.’

.

Ad Fransen

Uit: De Volkskrant, 15 mei 2018


Cái Đình - 2018