Robert Vuijsje


'In Vietnam ben ik een wandelende portemonnee. Voor mij is dat normaal'

Welke rol speelt afkomst in Nederland? Dat onderzoekt de Volkskrant in een reeks interviews.
Acteur Phi Nguyen (33): 'Ik zou geen Hamlet kunnen spelen?'

***

 

Phi Nguyen

(Vietnam, 1984) is acteur en theatermaker. Als kok werkte hij in de keuken bij Guts & Glory in Amsterdam. Hij speelt in de voorstelling Ophelia van De Veenfabriek die 12 oktober in première gaat in de Leidse Schouwburg en daarna onder andere te zien is in de Amsterdamse Stadsschouwburg. Ook speelt hij dit seizoen de titelrollen in de voorstellingen Spijker van de Toneelmakerij en Pinokkio van De Veenfabriek. Eind 2018 is Nguyen te zien in de film Bon Bini Holland II.

Dit is hoe het werkt met oorlogen: 'De intellectuelen en de kunstenaars vluchten als eersten, zij zien dat het misgaat. De boeren, de laagste klasse, vluchten als laatsten, wanneer ze merken dat er geen eten meer is. Wij woonden in een vissersdorpje aan de kust van Vietnam, we gingen als laatste. Na drie jaar in een vluchtelingenkamp in Hongkong arriveerden we in Nederland. Ik was 5. Een half jaar in een azc in Apeldoorn, in één kamer met het hele gezin, daarna kregen we een huis toegewezen in Arnhem.'

 

Hoe het was op de toneelschool? 'Eerst heb ik drie jaar zitten janken omdat het hartstikke moeilijk was. Ik zocht naar een diepere betekenis, naar het nut van toneel. Na drie jaar bedacht ik: het heeft geen nut - maar dat is niet erg. Toneel is alleen maar liefde. Kun je je een leven voorstellen zonder?'

Op diezelfde toneelschool kreeg Phi Nguyen een vraag van een medestudente. 'Ze vroeg: vind jij het niet gek dat je nooit Hamlet kunt spelen? Ik was stomverbaasd. Natuurlijk kan ik Hamlet spelen. Ik heb een mier gespeeld en een hert en een oud omaatje. En dan zou ik geen Hamlet kunnen spelen? Sommige vragen zeggen meer over het beeld dat mensen van zichzelf hebben dan dat het een echte vraag is.'

'Ik kwam in een klas met bijna alleen maar blonde kinderen. Jochem Steenstra ontfermde zich over mij, zijn zus Cathalijn over mijn zus. Op mijn 7de bedacht ik een verhaaltje: dat ik eigenlijk altijd Nederlands was geweest, alleen werd ik in Vietnam geboren. Door dat stomme fantasietje voelde ik me thuis, het hielp bij het accepteren van waar ik woonde.'

'Mijn ouders hadden hun eigen struggles, ze waren gevlucht uit een oorlog. Stress en trauma. De druk om geld op te sturen naar Vietnam was hoog. Mijn vader werkte in fabrieken. Hij is een intelligente man, kan alles met zijn handen, maar de basisschool heeft hij niet afgemaakt. Vanaf mijn 12de heb ik gewerkt, een deel van mijn geld werd ook opgestuurd. Nog steeds. Er is altijd wel iemand overleden, er moet een graf worden betaald. Als ik in Vietnam kom, ben ik een wandelende portemonnee. Voor mij is dat normaal.'

'Op mijn 10de ontstond er een crisissituatie bij mijn ouders, ze konden even niet voor ons zorgen. Mijn zus was bevriend met Nienke Brugman, daar kon ze terecht, alleen waren met we met vijf kinderen. De familie Brugman heeft ons alle vijf opgenomen, zodat we niet uit elkaar hoefden te worden gehaald. Daar ben ik ze eeuwig dankbaar voor. Na een half jaar gingen we terug. Een jaar later vroeg ik aan mijn vader of ik weer bij de familie Brugman mocht wonen.'

BENT U DAARDOOR ANDERS DAN UW BROERS EN ZUSSEN?


Nederlands

'Schelden met ziekten. Als enige land ter wereld doen wij dat.'

Vietnamees

'Ik kan overal slapen en elk moment wakker worden om te werken.'

Eten

'Vroeger prakte ik het liefst aardappelen, andijvie en een gehaktbal.'

Partner

'Ze is Japans maar ziet eruit als een Fries boerenmeisje.'

Witte de With

'Als je zelf bedenkt dat je niet verder wil onder die naam: waarom niet? Als het wordt opgelegd, dan is het wat anders.'

Acteur Phi Nguyen. © Robin de Puy

'Zij spreken veel beter Vietnamees dan ik, ze zoeken die gemeenschap meer op. Wat is Nederlands en wat is Vietnamees? Een cultuur ontwikkelt zich constant. Wanneer mensen bijvoorbeeld beweren: ik ben echt Marokkaans, dan vraag ik me af of ze wel weten wat ze zeggen. Waar zij nu tegen zijn en waardoor ze zichzelf zien als echt Marokkaans, dat vierde een paar eeuwen geleden hoogtij in Marokko. In die tijd gingen ze veel vrijer om met wat haram zou zijn.'

'Ik heb Nederlandse broers en zussen en Vietnamese. Van de buitenkant lijken ze anders, maar zo zie ik dat niet. Het beeld over wat een Nederlander is, daar past mijn gezicht nog niet bij, maar dat maakt niet uit. Het komt wel.'

WAT DEED U NA DE TONEELSCHOOL?

'Mijn agenda voor de twee jaar erna was vol en dat is lang zo gebleven. Voorstellingen worden van tevoren gepland. Ben van der Meyden, een fantastische man, vroeg me bij de VPRO voor het programma Van hier tot Tokio. Ik wilde weten waarom hij bij mij kwam. Hij zei: ik zie jouw gezicht nooit op tv en wil het een keer uitproberen. Zo simpel was het. Nu zou ik worden opgeknoopt voor de stereotyperingen in dat programma. Het gaat er niet om de clichés omver te werpen, het doel is iets anders: het denken over die stereotyperingen proberen te veranderen. En dat kun je op allerlei manieren doen. Ook door ze uit te beelden. Het is maar een verhaaltje, het is grappig.'

'In het tv-programma van Jandino Asporaat speel ik mee in FC Kip. Mijn personage heet Ping Ping. Anderen noemen hem een Chinees, in de serie heb ik dat zelf nooit gezegd. Sommige mensen komen naar me toe: waarom werk je mee aan die stereotypering? In die sketches worden alle groepen uitvergroot, het is één grote stereotypering. Het zijn fantasiefiguren.

'In de echte wereld bestaat racisme. Mohammed die niet wordt aangenomen voor een baan, vooroordelen over bevolkingsgroepen. Dat zijn grote problemen. Er bestaan mensen die denken dat ze een oplossing voor deze problemen kunnen vinden door het verbieden van beelden in fictie. Tegen die mensen zeg ik: leer beter kijken en lezen. Ik ben Phi en ik doe dingen omdat ik ze tof vind en omdat ik er geld mee kan verdienen - net als iedereen.'

'Ik kan onschuldige voorbeelden geven. Een tijdje geleden zat ik in de trein, ik had de hele dag gewerkt. De mevrouw tegenover me begon een praatje, ze vroeg of ik moe was. Ik zei ja. Zij vroeg: lekker gewerkt in het restaurant van je ouders? En daarna: wat spreek je goed Nederlands. Het is aan mij hoe ik daarmee omga. Ze zoekt contact, dat is positief. In haar dorp kent ze misschien niemand zoals ik, alleen de familie van het Chinese restaurant die slecht Nederlands spreekt. Tegen die vrouw ga ik niet roepen dat ze een racist is. Mensen die spreken over een Marokkanenprobleem - dat zijn racisten. Net alsof er miljoenen slechte Marokkanen bestaan. Het zijn er een paar, net zoals in alle andere groepen.'

Robert Vuijsje
Uit: De Volkskrant, 10.10.2017

 


Cái Đình - 2017