Kevin Calluy


Het Belgische havenproject in Vietnam: wat is het en waarom duikt het op in de Paradise Papers?

In de Paradise Papers, een grootschalige onthulling rond belastingparadijzen, duikt ook de Belgische staat op. Een investeringsmaatschappij van de overheid heeft immers een belang in een Belgisch-Vietnamees industrie- en havenproject in Noord-Vietnam. Maar wat houdt dat project precies in? En is er echt sprake van belastingontwijking?

Het Belgisch-Vietnamese project is natuurlijk niet nieuw. Het grootschalige infrastructuurproject loopt al meer dan 20 jaar en menig minister is er al poolshoogte gaan nemen. Vorige maand ging staatssecretaris voor Buitenlandse Handel Pieter De Crem (CD&V) nog langs voor een eerste spadesteek voor een nieuw onderdeel van de site. Wijlen Steve Stevaert was zelfs even voorzitter van de toezichtsraad van het project. 

Het gaat om een aanzienlijk ontwikkelingsproject in het noorden van Vietnam, rond de stad Hai Phong. Daar bouwt Rent-a-port, een Belgische ontwikkelaar gespecialiseerd in havengebied, een volledig nieuwe industriezone rond een nieuwe diepzeehaven. Het gaat om een gebied van 2.500 hectare, bijna een vijfde van de Haven van Antwerpen.

Goed 20 jaar geleden was het gebied nog onaangeroerd. Het was een moeras met een paar visboerderijen. Oorspronkelijk zag de Amerikaanse verzekeraar AIG brood in de regio, maar door de financiële crisis moest AIG zich terugplooien op zijn kernactiviteiten en sindsdien is de ontwikkeling van het havengebied in Belgische handen.

3 miljard

Rent-a-port, het bedrijf dat alles beheert, is gegroeid uit de Antwerpse investeringsmaatschappij Ackermans & van Haaren en de baggeraar en bouwonderneming CFE. Het Dinh Vu-project in Vietnam is het grootste project van Rent-a-port. Het gaat om een investering van 250 miljoen euro tot nu toe. Op lange termijn zou het gaan om een bedrag van 700 miljoen. De werkzaamheden zouden immers nog 15 jaar duren.

De investering van Rent-a-port rendeert. Al 70 grote bedrijven zijn actief in het nieuwe industriegebied. Zij hebben al voor 3 miljard dollar geïnvesteerd en dat leverde ook al 6.000 Vietnamese jobs op. De werkzaamheden worden hoofdzakelijk uitgevoerd door Aziatische firma's, in opdracht van Rent-a-port. Belgische bouwfirma's worden er weinig gezien.

De link met de Belgische overheid verloopt via BMI, een investeringsmaatschappij waar de staat een belang in heeft van 64 procent. Die maatschappij werd opgericht om bedrijven te helpen bij investeringen in het buitenland, onder meer in groeimarkten zoals Vietnam. Het overheidsbelang in Dinh Vu loopt terug. Drie jaar geleden was dat nog 6,1 procent, vandaag is dat nog 3,9 procent.

Lege doos

Het is dat Belgische belang dat vandaag de wenkbrauwen doet fronsen. Uit de Paradise Papers blijkt dat Rent-a-port een zetel heeft op de Britse Maagdeneilanden en dat is een belastingparadijs. Toch lijkt die constructie niet gebruikt te worden om belastingen te ontwijken.

Rent-a-port legt het zo uit: de zetel op de Maagdeneilanden werd destijds door AIG opgericht. AIG wilde immers levensverzekeringen verkopen in Vietnam. De Vietnamese overheid wilde dat toelaten, maar alleen als het Amerikaanse bedrijf ook investeerde in de Vietnamese economie. Het havenproject kwam op tafel en AIG hapte toe. De toelating om het havenproject te mogen ontwikkelen (of concessie) werd ondergebracht in dat bedrijf op de Maagdeneilanden en daar zit het vandaag nog.

Volgens Rent-a-port is het bedrijf dus een lege doos met alleen die concessie erin. Het zou ook niet eenvoudig zijn om die concessie zomaar elders onder te brengen. "Wij hebben nooit belastingen ontweken", laat voorzitter Marc Stordiau aan onze redactie weten. "Wij hebben altijd belastingen betaald in Vietnam."

Waarom Vietnam?

De Vietnamese markt is een interessante investeringsmarkt voor bedrijven. Het is een groeiland met een uitstekende ligging en de (talrijke) werkkrachten zijn er (nog) goedkoper dan de Chinese. De gemiddelde Vietnamese werknemer verdient maandelijks 75 euro.

Vietnam groeit als kool. De jaarlijkse groei kampeert boven de 6 procent. Dat heeft geleid tot een sterk stijgende consumptie. Met andere woorden: de Vietnamezen geven steeds meer geld uit. Er heerst ook een stabiel politiek klimaat, wat leidt tot meer investeringen. Rijkere landen zien in Vietnam een productieland, vooral voor kleding. Zo bestaat 50 procent van de export van Vietnam naar Vlaanderen uit schoenen.

Kevin Calluy
Uit: www.vrt.be, 08.11.2017


Cái Đình - 2017