Maartje Duin


Op bezoek bij collega’s in Vietnam

In Vietnam worden kritische schrijvers en bloggers stelselmatig vervolgd. Naar aanleiding van de PEN Wenskaartenactie zocht Maartje Duin ze op.

Een kaartje sturen leek een triviaal protest; halfhartig deed ik ze op de post.

Nguyen Xuan Nghia wilde democratie voor Vietnam, zei zijn zoon: ‘schrijven was daarvoor zijn middel’

In november kreeg ik een strikt vertrouwelijke mail met strenge instructies, afkomstig van PEN Nederland. De organisatie is onderdeel van PEN International en komt op voor onderdrukte schrijvers wereldwijd.

Bijgevoegd was een lijst die niet openlijk op internet mocht circuleren. Er stonden namen en adressen van gevangen schrijvers op, in landen uiteenlopend van Bahrein en Spanje tot Kameroen. Verzoek was om hun een kerstkaartje te sturen. Geen Bethlehemtafereeltjes of andere religieuze symbolen, sommige schrijvers werden vervolgd om hun godsdienst. Een simpele groet moest volstaan.

Vooral bloggers moeten het ontgelden. 34 procent van de Vietnamezen is online en dat aantal neemt snel toe.

Opvallend lang was de lijst uit Vietnam. Opvallend voor mij in elk geval, omdat ik van plan was dat land te bezoeken. Maar ook omdat ik weinig wist over de beperkte vrijheid van expressie aldaar.

24 namen telde ik. Dichters, schrijvers, journalisten en bloggers, veroordeeld voor ‘het verspreiden van propaganda tegen de staat’. Publicerende priesters en pastoors, een boeddhistische monnik, een protestzanger die zijn doodvonnis omgezet zag in levenslang en in de cel doof en blind was geworden.

Een kaartje sturen leek een triviaal protest; halfhartig deed ik ze op de post. Plaatjes van besneeuwde molens, voorzien van de voorgeschreven wens dat deze de schrijvers ‘in good health and spirits’ zou bereiken. Zouden ze echt aankomen? En maakte het enig verschil?

Toen mijn reis naar Vietnam naderde, vroeg ik PEN te bemiddelen. Misschien kon ik bij een gevangen collega op bezoek.

De Vietnamese overheid, las ik intussen, voert de druk op dissidenten de laatste jaren op. In september 2012 verdwenen drie criticasters voor in totaal 26 jaar achter de tralies; in januari volgden er nog veertien. Vooral bloggers moeten het ontgelden. 34 procent van de Vietnamezen is online en dat aantal neemt snel toe. De overheid weet zich geen raad met deze uitdijende openbare ruimte. Politieke taboes worden steeds openlijker besproken; op Facebook is dat openlijk te zien. Bloggers – die in het communistische land de enige onafhankelijke pers vormen – maken daar handig gebruik van. Zij schrijven over corruptie bij de politie, landconflicten en de expansiedrift van China. Vooralsnog lijkt de kritiek de macht van de Communistische Partij niet aan te tasten: Vietnam heeft geen georganiseerde binnenlandse oppositie. Maar de overheid neemt het zekere voor het onzekere. Ze blokkeert Facebook, saboteert websites met spyware en malware, laat cyberagenten discussies op forums verstoren. Als een blogger niet gevangen wordt gezet, wordt hij wel van zijn brommer getrokken, gevolgd, ondervraagd, in elkaar geslagen.

Kort voor vertrek kreeg ik bericht van een Vietnamese dichter in ballingschap, tevens erelid van PEN. Het was hem gelukt om contact te leggen met een keur aan dissidenten. Over mijn ontmoetingen met hen maakte ik reportages voor de Volkskrant en VPRO Radio, waarvoor ik wegens ruimtegebrek verwijs naar www.maartjeduin.nl.

Stuk voor stuk lichtten de gezichten van de schrijvers op als de naam PEN viel. Jazeker kenden ze die organisatie!

Hier wil ik het hebben over twee dingen die daarin buiten beschouwing bleven. Ten eerste: stuk voor stuk lichtten de gezichten van de schrijvers op als de naam PEN viel. Jazeker kenden ze die organisatie! En natuurlijk hielpen die kaartjes! Het idee dat je niet vergeten bent, zei een van hen, dát was zo bemoedigend.

Ten tweede wil ik u vertellen over dichter/schrijver Nguyen Xuan Nghia. Ik kreeg zijn zoon Thuy te spreken. (Een coffeeshop in Hanoi’s oude centrum, uitkijkend over het Hoan Kiem meer. ‘s Ochtends doen de Vietnamezen gymnastiek aan de oevers, ’s avonds wandelen ze gearmd onder de treurwilgen en tamarindes. Ondertussen scheuren de brommers langs, met oorverdovend geknetter.)

Thuy (25) was een zachtaardige jongen met een kruis om zijn nek; onlangs had hij zich bekeerd tot christen. Hij sprak gebrekkig Engels, maar vertellen over zijn vader deed hij graag. Temeer omdat hij zijn verhaal bij leeftijdsgenoten niet kwijt kon. ‘Die denken alleen maar aan geld verdienen’, klaagde hij. ‘Ze geloven dat politiek gevangenen de staat ondermijnen. Ik zeg nooit dat mijn vader tegen de regering is, altijd: hij is voor vrijheid. Maar de meesten weten niet eens het verschil tussen partij, regering en parlement.’

Nguyen Xuan Nghia wilde democratie voor Vietnam, ‘en schrijven was daarvoor zijn middel.’ Het bracht hem in steeds grotere problemen. In 2003 verloor hij zijn baan als journalist voor de staatsmedia: zijn stukken waren te kritisch. Hij bleef naar demonstraties gaan, hielp zelfs een manifest voor een meerpartijenstelsel opstellen, een zeer controversiële actie. Op 11 september 2008, net na middernacht, lichtte de politie hem van zijn bed. Meer dan een jaar moest hij wachten op zijn proces, dat uiteindelijk maar een paar uur duurde. 57 van zijn gedichten, korte verhalen en artikelen dienden als bewijs dat Nguyen Xuan de Communistische Partij had beledigd. Hij werd veroordeeld tot zes jaar gevangenschap en drie jaar huisarrest.

‘Het gaat niet goed met mijn vader’, zei Thuy. De dichter lijdt aan allerlei kwalen, die slecht worden behandeld in de gevangeniskliniek. ‘s Nachts ligt hij wakker van de pijn, in een cel die hij deelt met twintig anderen. Ze slapen op de grond en maken gebruik van één wc. Overdag werken ze aan bamboe handwerk; Nguyen Xuan leert zijn celgenoten Engels. Ze koken twee maaltijden per dag, maar proviand is duur en van slechte kwaliteit, dus smakelijk wordt het zelden.

Toch heeft hij het in Nghe An al veel beter dan in de vorige gevangenis. Daar tastte de rook van een nabijgelegen bakstenenfabriek zijn longen aan. Het regime was er bovendien strenger. Een kritische opmerking moest de dichter bekopen met zes maanden eenzame opsluiting, later volgden er nog eens drie. In een cel van zeven vierkante meter, zonder licht, met slechts een klein gat voor ventilatie, overwoog hij meer dan eens zelfmoord.

In Nghe An mag hij weer bezoek ontvangen, elke maand een uurtje. Thuy’s moeder reist daarvoor twee dagen van het noordoostelijke Hai Phong naar de grensprovincie met Laos. Ze neemt eten, drinken en boeken mee – dat mag, zolang ze niet over politiek gaan. De gesprekken verlopen moeizaam, zei Thuy, er zit altijd een bewaker bij. Maar laatst vertelde zijn vader dat hij in zijn hoofd aan een boek is begonnen. Het gaat over zijn gevangenschap. Als hij vrij komt, in september 2014, zet hij het op papier.

Tot die tijd, verzekerde mij zijn zoon, is belangstelling uit het buitenland zéér welkom. De dichter mag post sturen noch ontvangen, maar stuurt u een kaartje naar zijn vrouw, dan brengt zij de groeten over. PEN Nederland heeft het adres – net als dat van velen in soortgelijke situaties.

Maartje Duin
Dit stuk werd geschreven in opdracht van de VvL.nu, het blad van de Vereniging van Letterkundigen
Maartje Duin schreef twee boeken, columns en reportages. Haar radioprogramma’s worden veelal uitgezonden door de VPRO.
Uit: PEN Nederland


Cái Đình - 2013